Arts: veel over vroege menselijke ontwikkeling nog onduidelijk
Het advies om de Embryowet uit te breiden geeft wetenschappers de kans om meer inzicht te krijgen in wat vaak de ‘black box’ genoemd wordt: de vroege menselijke ontwikkeling. Volgens Sebastiaan Mastenbroek, klinisch embryoloog bij het Amsterdam UMC, leidt dit mogelijk tot meer kennis over aanlegstoornissen van de organen, zoals het hart.
De Gezondheidsraad vindt dat het wettelijk toegestaan moet worden dat wetenschappers niet 14 maar 28 dagen onderzoek kunnen doen met embryo’s die speciaal daarvoor in leven worden gehouden. Tot nog toe was het niet mogelijk embryo’s langer dan twee weken in leven te houden, maar door technologische ontwikkelingen kan dat nu wel.
„Daardoor is het relevant geworden om na te denken over het verleggen van de grens van 14 dagen”, zegt Mastenbroek, die al twintig jaar betrokken is bij embryo-onderzoek. „Over de hele vroege menselijke ontwikkeling weten we eigenlijk niet zoveel, het is een ‘black box’. Er wordt al onderzoek gedaan op muizenembryo’s, maar voor bepaalde aspecten is dat niet genoeg.”
De wetenschapper is daarom blij met het advies van de Gezondheidsraad om de onderzoeksmogelijkheden uit te breiden. „In de eerste 28 dagen vinden de voorstadia van orgaanontwikkeling plaats en daarin gaan dingen soms mis”, legt Mastenbroek uit. „Onderzoek kan ons inzicht geven in ontwikkelingsstoornissen van bijvoorbeeld het hart, maar ook op het gebied van miskramen. Nu leidt een op de tien zwangerschappen tot een miskraam, en we weten niet precies waarom dat gebeurt.” Ook zou kennis verkregen kunnen worden om de huidige voortplantingstechnieken te verbeteren. „Die nieuwe inzichten kunnen dan weer helpen om betere behandelingen te ontwikkelen of bepaalde ontwikkelingsstoornissen te voorkomen.”
Mastenbroek verwacht „niet direct” dat op de Gezondheidsraad een beroep wordt gedaan voor verdere verruiming van de wet. „Er zijn op dit moment geen vragen waarvoor verdere verlenging nodig is.” Ook gaan onderzoekers nu „niet ineens helemaal los”. „In Nederland gelden er allerlei regels voor en een landelijk ingestelde commissie van experts moet het onderzoek goedkeuren. Voor een glijdende schaal ben ik niet bang”, zegt hij.
Voor Mastenbroek is er wel een grens aan onderzoek op embryo’s. Die ligt voor hem bij de eerste ontwikkeling van functionele neuronale verbindingen. „Zodra het zenuwstelsel tot ontwikkeling komt, is dat wel een grens waar ik als onderzoeker niet in de buurt wil komen. Maar dat is pas veel later in de ontwikkeling.”