GezondheidRacisme in de zorg

Kinderarts van kleur zoekt dialoog, ook als dat pijn doet

Wat doe je als de moeder van een patiënt jouw diagnose niet aanneemt, puur op basis van je donkere huidskleur? Kinderarts Charlie Obihara koos voor de dialoog. „Mevrouw, laten we ons nu samen inzetten voor uw kind.”

30 October 2023 15:32Gewijzigd op 31 October 2023 11:18
beeld Erald van der Aa
beeld Erald van der Aa

Obihara (1965) doet zijn verhaal in een voormalig klooster in de bossen van Goirle, vlak bij de Belgische grens. De kinderarts, werkzaam in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg, is gewend zich te bewegen in verschillende culturen. Als geboren Nigeriaan is hij een van de weinige zwarte medisch specialisten van Nederland. Hij wil bruggen bouwen, vertelt hij. De ander niet uit de weg gaan maar opzoeken. Praten, en onderzoeken waar de verbinding te vinden is.

Hij schreef al mee aan een boek over interculturele communicatie in de zorg. Binnenkort verschijnt er een nieuw boek, voor opleiders in de zorg.

Een interview over racisme in de zorg, hoe ervaart u dat?

„Heel spannend. Het is natuurlijk een beladen onderwerp. Je moet er daarom heel voorzichtig mee zijn. We leren dat je niet mag discrimineren. Toch gebeurt het. Soms bewust, vaker onbewust. Mensen gaan de zorg in omdat ze het goede willen doen voor iedereen. Maar soms blijkt dat je acties door onbewuste processen leiden tot discriminatie of racisme. Dat kan enorm wringen en maakt het bespreken ervan pijnlijk, voor beide partijen. Vaak is er eerst ontkenning, daarna soms ook boosheid.”

Herinnert u zich nog de laatste keer dat u racistisch bent behandeld?

„Dat is heel lang geleden. Tenminste, er is een heel spectrum: openlijk racisme, pesterijen, onbewuste discriminatie. Openlijk racisme komt minder vaak voor. Maar ik word er regelmatig uitgepikt als ik met mijn collega’s door de douane loop. In de supermarkt merk ik dat beveiligers me soms beter in de gaten houden. Dat zijn kleine, subtiele dingen. Mensen bedoelen het vaak niet verkeerd.

Het gebeurt me regelmatig dat mensen in het ziekenhuis heel verrast vragen of ik de kinderarts ben. Ik snap dat ook wel, want mensen hebben een bepaald referentiekader. In Nederland heeft maar 2 tot 4 procent van de medisch specialisten een migratieachtergrond, veel minder dan in onze buurlanden. Dus ik probeer te bedenken: zo werkt het nu eenmaal in ons brein.

En soms weet ik ook gewoon niet of iets aan mijn huidskleur ligt. Ik had een keer een consult dat voor mijn idee heel goed ging.

Maar de moeder van het kind belde toch de afdeling op dat ze de volgende keer een andere arts wilde. Mijn collega’s raadden me aan om er niet achteraan te gaan. Ik heb nog altijd geen idee waarom dit zo gelopen is. Kwam het door mijn afkomst, of heb ik iets verkeerd gezegd of gedaan?”

Hebt u weleens te maken gehad met openlijk racisme op uw werk?

„Ja, er was een keer ’s nachts een noodgeval met een kind. De arts-assistent was zwart en de moeder van het kind wilde een ander. Dus toen kwam ik de kamer in. Die vrouw trok wit weg, omdat ze weer een donker persoon trof, haha. Ik stelde mijn diagnose, maar ze wilde die niet aannemen. Toen heb ik gezegd: Mevrouw, ik ben de achterwacht, er is niemand anders. Laten we ons nu samen inzetten voor het belang van uw kind.”

Maar dat kan niet makkelijk zijn geweest in zo’n geval?

„Ik probeerde niet op mijn tenen getrapt te zijn, me eroverheen te zetten. In Nederland komen dit soort situaties trouwens weinig voor. Ik heb ook in Zuid-Afrika gewerkt, daar gebeurt het veel vaker dat een patiënt niet geholpen wil worden door een zwarte zorgverlener.”

19790109.JPG
beeld Erald van der Aa

Hoe reageert u op discriminatie of racisme?

„Als het van iemand komt die ik nooit meer tegen zal komen, laat ik het soms gewoon gaan. Maar anders probeer ik wel het gesprek aan te gaan. Soms direct, maar meestal wat later. Als de soep wat minder heet is zeg maar. Ik houd het altijd bij mezelf. Zo van: heb ik dit nu verkeerd gezien? of: ben ik nu overgevoelig? Want aannames hebben we allemaal, ze kunnen verkeerd zijn. Dus je kunt zelf gaan invullen wat iemands intentie is, of het navragen.

Een kind met een migratieachtergrond mocht een keer met spoed komen. Toen zei een collega iets over mensen met een buitenlandse afkomst: „Die komen altijd te laat.” Ik dacht: hier moet ik het gesprek over aangaan. Maar ik kreeg een harde reactie. Hij zei dat ik hem onterecht van racisme beschuldigde en het groter maakte dan het was. We hebben erover gesproken, en daar ben ik trots op. Uiteindelijk kwam het goed tussen ons. Ik leerde iets over de context waarin hij de woorden zei: het was het een drukke dienst, hij was gestrest. Hij had respect voor mijn mening.

Als je je gedachten niet verwoordt, niets durft te zeggen, wordt de kloof alleen maar groter.”

U pleit voor meer aandacht voor interculturele communicatie tijdens de studie geneeskunde. Binnenkort verschijnt er ook een boek over dit onderwerp van uw hand. Waarom vindt u dit zo belangrijk?

„In de zorg is de relatie van levensbelang. Culturele verschillen kunnen die relatie tussen arts en patiënt al in de wachtkamer verpesten. Dat is een kwestie van milliseconden. Als een patiënt de arts uit geloofsovertuiging geen hand wil geven, of een zachte hand geeft omdat dat respectvol is in zijn cultuur, kan dat de relatie verstoren. Ook al is er van beide kanten geen kwade opzet in het spel. Maar als iemand weet waarom hij niet gewoon een stevige Nederlandse handdruk krijgt, neemt dat de antipathie weg.

Ook hoe we aankijken tegen persoonlijke ruimte is cultureel bepaald. Nederlanders zijn gewend om wat afstand te houden van elkaar. In veel andere culturele worden ze daarom als afstandelijk en kil ervaren. In het ziekenhuis kan het gebeuren dat een patiënt of familielid van een patiënt heel dicht bij me komt. Dat is voor hem misschien normaal. Dan zet ik een stap naar achter en leg ik uit waarom: dat ik niet gewend ben dat mensen zo dicht bij me staan.”

Wat ik graag zou zien, is dat medici kennis hebben van culturele verschillen zoals vrachtwagenchauffeurs de verkeersregels in verschillende Europese landen kennen. Als je met die kennis in je achterhoofd kunt handelen, hoeven culturele verschillen de relatie niet negatief te beïnvloeden.”

In hoeverre moet een Nederlandse medicus zich aanpassen aan iemand met een andere cultuur?

„Ik denk dat een goede arts continu afstemt op zijn patiënten. Dan heb ik het niet alleen over mensen uit andere culturen. Een kind spreek je ook anders aan dan een volwassene, en er zijn culturele verschillen tussen een patiënt uit Limburg en een patiënt uit Amsterdam. Ik denk dat het de taak van een medicus is om al die verschillende mensen op de beste manier te helpen. Daarbij is communicatie weer de sleutel tot de oplossing.

Neem het levenseinde. Dat is zo’n onderwerp waar woorden ertoe doen. Want in sommige culturen is het uitspreken dat iemand gaat sterven taboe. Daarmee zou je de dood kunnen vervroegen. Dan maakt het verschil of je zegt: „We stoppen met behandelen” of: „We hebben alles gedaan wat we konden doen.””

Valt racisme uit te bannen?

„Ik denk het niet. Kijk maar naar de poppentest uit de documentaire ”Wit is ook een kleur”. Aan kleine kinderen wordt gevraagd welke pop stout is, de witte of de zwarte. Ze gaan voor de zwarte pop. Zelfs op 4-jarige leeftijd zitten racistische vooronderstellingen er al ingebakken. Daar schrik je van.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer