Vijftig jaar Couperin-orgel Vrije Universiteit gevierd met een symposium
„De Vrije Universiteit moet geen kerkje spelen met het nieuwe Couperin-orgel in de aula. Het orgel is geen exponent van een groezelige religie.” Deze historische woorden van hoogleraar orgelkunde Ewald Kooiman klonken vrijdag op een symposium ter ere van vijftig jaar Couperin-orgel in de aula van de VU Amsterdam.
Helaas klinkt het Couperin-orgel deze vrijdag zelf niet. De VU worstelt met collegeruimten. Vandaar dat prof. dr. Hans Fidom zijn collegezaal als kerkzaal heeft ingericht, als symposiumlocatie. Fidom bekleedt sinds 2010 de leerstoel orgelstudies aan de VU, gesponsord door het Orgelpark in Amsterdam. In 2009 overleed Fidoms voorganger, prof. dr. Ewald Kooiman, die vanaf 1987 als universitair organist en Bachkenner de leerstoel orgelkunde bekleedde.
Fidom is nog druk doende de collegezaal om te toveren om de veertig bezoekers te ontvangen als Oane Reitsma gereed staat de opening van het symposium aan te kondigen. Reitsma is predikant in Hilversum, secretaris van de orgelcommissie van de VU en beleidsmedewerker eredienst en kerkmuziek van de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland.
Het Couperin-orgel mag dan niet klinken; de kerkzaal bevat wel een klein Van Vulpen-orgel, een vleugel en een carillon op het dak. Orgel en carillon zullen tijdens het symposium te horen zijn.
Kuyper
Aan de Vrije Universiteit is de naam van de oprichter ervan, Abraham Kuyper, verbonden. In 1880 stichtte hij de VU. Tijdens het symposium gaat universiteitshistoricus dr. Ab Flipse op zoek naar de rol van het orgel in de VU-geschiedenis tussen 1880 en de bouw van het Couperin-orgel in 1973 (”Van Kuyper tot Kooiman”).
Bij de inwijding van de VU en bij plechtigheden op diverse locaties in Amsterdam was er, in 1880, al sprake van een orgel. In de erfgoedcollectie van de VU zijn verschillende harmoniums te zien. Kuyper sprak steevast van een orgel. In de kringen van Gods volk moest de „wereldsche piano” meer op de achtergrond treden om het orgel en de harp weer „in eere te brengen”, vond hij.
Omstreeks 1920 wordt er aan de VU gesproken van ”christelijke muziekwetenschap”. Na 1945 ontstaat een breder cultureel leven aan VU. Er komt een studentenkoor, een VU-kamerkoor, een VU-orkest.
Vanaf 1953 en 1960 ontstaan er plannen voor een nieuwe campus en een hoofdgebouw in Amsterdam-Buitenveldert. Het is dit jaar vijftig jaar geleden dat het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit aan de De Boelelaan werd geopend. Had de kapel in het VU-ziekenhuis in 1969 een nieuw orgel, dat moest er ook komen in de aula van de universiteit. „Een orgel dat iets wezenlijks toevoegt aan het Nederlandse orgellandschap, gebouwd volgens de achttiende-eeuwse Franse orgelbouwprincipes, waarop de muziek van Couperin zou gedijen.” Ewald Kooiman en zijn vriend neuropatholoog prof. dr. Frans Stam vonden dat in Sarre-Union in de Elzas, waar een orgel stond, gebouwd door Jean Georges Koenig. Die wilde ook wel iets dergelijks in Nederland bouwen. En zo werd het Couperin-orgel op 25 mei 1973 gepresenteerd.
Protestants
Prof. dr. Fred van Lieburg, hoogleraar religiegeschiedenis, belicht de rol van orgelmuziek in de orthodox-protestantse traditie rondom Abraham Kuyper (”Van Couperin tot Kuyper”). Volgens hem weten we niet veel over de muzikale activiteiten van Kuyper. De protestantse orgelcultuur had vele varianten. In de grote opwekking in Engeland waren Sankey en Moody voortrekkers van een evangelicale liedcultuur, in ons land door evangelist en orgelhandelaar Johannes de Heer voortgezet met zijn zangbundel. Het blad De Harp wilde het christendom en muziek aan elkaar verbinden. Johannes Worp droeg daaraan in 1866 bij met zijn ”De melodieën der Psalmen en Lof- en bedezangen”.
Volgens Van Lieburg is Jan Zwart de onbetwiste winnaar van de markt van de protestantse orgelcultuur. De officiële orgelwereld was een beetje verbaasd toen Ewald Kooiman zich in 1977 inspande voor de herdenking van Jan Zwart met een grammofoonplaat vanuit de Bovenkerk in Kampen, zegt hij. Van Lieburg wijst erop dat Kooiman hiermee „als echte VU-man” als eerste recht deed aan Jan Zwart in zijn historische context.
Fabelachtig
Hans Fidom interviewt Jos van der Kooy en Jan Luth over wat zij vinden van het orgelonderricht van Ewald Kooiman. Aan de hand van videobeelden schetst Luth wat hij noemt Kooimans fabelachtige toucher en rustige techniek. Van der Kooy, afkomstig uit de stal van Kooiman, zegt gefascineerd te zijn over hoe Kooiman altijd contact met de toetsen hield, waardoor hij de aanspraak en afspraak van de pijpen beïnvloedde.
Carillon
Henk Verhoef, sinds 2011 organist en beiaardier van de VU, houdt een workshop rond het carillon. Op het Van Vulpenorgel speelt hij de variaties over ”Wie maar de goede God laat zorgen” van Georg Böhm.
Tot slot demonstreert Jacob Lekkerkerker nieuwe vormen van orgelmuziek. Hij mengt klassieke orgelklank met elektronische klank, door gebruik van elektronica, draaitafels en dj-apparatuur.