Dat concludeerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV), die deze woensdag zijn derde en laatste onderzoek naar de aanpak van de coronacrisis publiceerde.

In het gevoerde beleid hield het kabinet onvoldoende rekening met langetermijnrisico’s, zoals uitgestelde zorg, stelt de raad. „De doelstellingen uit het begin van de crisis bleven tijdens de gehele periode leidend voor de besluitvorming”, ook toen volgens de raad het beleid op de hele samenleving steeds meer invloed begon te hebben. Maar die „nieuwe risico’s en daaruit voortvloeiende schade” van de maatregelen zijn „onvoldoende meegenomen in de crisisaanpak”. Bij een nieuwe, vergelijkbare gebeurtenis in de toekomst zou de overheid steeds moeten bepalen of aanpassing van de doelstellingen nodig is.

Bij een volgende crisis zou de verantwoordelijkheid voor de bestrijding bij het hele kabinet moeten liggen. Tijdens de uitbraak van het coronavirus lag het „eigenaarschap” van de aanpak vooral bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dat zorgde ervoor „dat de brede en langetermijneffecten van de crisis te weinig aandacht kregen”.

Ook vindt de raad transparantie belangrijk. Die was er nu onvoldoende, staat in het rapport. Zo heeft het kabinet „niet helder uitgelegd welke risico’s wel of niet geaccepteerd werden”. De OVV vindt het verstandig „keuzes die onder besluiten liggen explicieter te benoemen”.

Verder zou Den Haag signalen vanuit de zorgsector zelden hebben gebruikt bij de crisisaanpak. Mensen die in de zorg werkten, waarschuwden voor het hoge aantal coronapatiënten, krapte op de werkvloer en het uitstellen van zorg voor andere patiënten. De druk op zorgmedewerkers nam gedurende de crisis toe, stelt de raad. Het kabinet „bleef vertrouwen op hun veerkracht. Juist in een langdurige crisis is dat risicovol”.

Het kabinet moet nu maatregelen nemen om beter voorbereid te zijn op toekomstige langdurige crisis, zo dringt de raad aan. Dan zou Nederland beter voorbereid zijn op dergelijke grote gebeurtenissen.