VU start collegereeks over christelijke denkers
De Vrije Universiteit is donderdag gestart met een collegereeks over grote ”christelijke denkers”. De colleges staan in het kader van de internationale masteropleiding ”Christian Studies of Science and Society”.
De bedoeling van de reeks is kennis te maken met belangrijke figuren uit de christelijke traditie, zoals Augustinus, Thomas van Aquino, Duns Scotus, Pascal, Calvijn, Kierkegaard, Bonhoeffer en Maritain. De colleges gaan in op de vraag hoe zij als christenen in hun eigen tijd positie hebben gekozen. Hoe hebben zij hierbij de christelijke traditie gehanteerd? De masteropleiding is een eenjarige internationale interdisciplinaire opleiding. De opleiding heeft sinds de start in 2003 studenten uit meer dan tien landen getrokken, vertelde VU-filosoof dr. G. J. Buijs gisteren desgevraagd.
Drs. G. Groenewoud beet het spits af. Hij zette gisteren voor masterstudenten aan de VU de waarde van het denken van de kerkvader Augustinus uiteen. Augustinus probeerde een christelijk antwoord te formuleren op de fundamentele vraag van de moraal van de oudheid: Hoe wordt de mens gelukkig?
De gepensioneerde VU-filosoof plaatste het denken van Augustinus tegen de achtergrond van de antieke filosofie. „Al de filosofen van de oudheid stelden dat het leven van de mens gericht is op een doel, een zogenoemd goed. Zij gingen daarvan uit dat dit goede rationeel moest zijn en zij vooronderstelden dat er één absoluut goed in zichzelf moest zijn. De Grieken noemden dat het ”beste”, later in de Middeleeuwen sprak men van het hoogste goed. Als je dát bereikt, dan ben je gelukkig en is je leven geslaagd. Filosofie is niets anders dan het streven naar deze wijsheid.”
Wijsheid en geluk, maar hoe bereikt de mens die? Veel mensen streven naar materieel genot, wisten de oude filosofen al, maar daarin is het ware geluk niet te vinden. „Augustinus gaf een duidelijk antwoord. Hij verwees naar het bijbelse liefdesgebod: God én de naaste liefhebben, maar vooral God liefhebben. In Hem is het ware geluk te vinden. Liefde is alomvattend: God liefhebben betekent ook de ander liefhebben. God ís liefde, zegt de Bijbel, het is door God dat we kunnen liefhebben.”
Maar kunnen we God liefhebben? Hoe is dat mogelijk? „Augustinus zegt dat er één voorwaarde voor deze liefde is: de kennis van God. Zonder deze kennis kunnen we Hem niet liefhebben. Er is een vage, onbestemde liefde, die Augustinus ”amor” noemt, maar er is ook een liefde die vaste kennis biedt, de ”charitas”. Die kennis komt niet zonder de Bijbel tot stand, maar er moet iets in de mens zijn waardoor Hij de betekenis van Gods Woord begrijpt. De schoonheid van de schepping is een middel om God te leren kennen. Maar de schepping is bedorven. Alle creatuurlijke dingen roepen: Bij ons is het niet. Augustinus stelt dan: Keer tot jezelf in. Het is in de innerlijke ziel dat de waarheid aanschouwd wordt.”
Augustinus’ filosofie is een filosofie van de innerlijkheid, zo concludeerde drs. Groenewoud. Vandaar dat Augustinus de nadruk legt op het geheugen. „Daar is God in te vinden, niet als iets goddelijks in mij, maar wel als iets in mij. God is de Waarheid en naar die waarheid is de filosofie op zoek. Augustinus leert dat de wil gestuurd wordt door het intellect en dat deze laatste zijn oorsprong vindt in het geheugen. De kerkvader ziet hierin terug dat de mens het beeld van God is waarin God Zich als een Drie-enig God openbaart. God brengt de Zoon voort en uit de Vader en de Zoon komt de Heilige Geest voort. God openbaart Zichzelf, drukt Zichzelf uit wie Hij is. Hij is niet de verborgen God, maar de Zichzelf openbarende God, zowel in de schepping als in de mens.”
Augustinus is echter geen platonist, maar christen, zo betoogde Groenewoud, omdat platonisme en christendom tegenstrijdige geloofssystemen zijn. Platonisme is ten diepste een vorm van scepticisme, hoewel Augustinus een zwak voor de platonisten als waarheidszoekers had. „Geloven is denken met instemming, namelijk met de waarheid over God; scepticisme is denken, maar zonder instemming. Als je gelooft, dan kun je tot kennis en instemming komen. „Gelóóf, zodat je mag verstaan”, was het adagium van Augustinus. Het is de eenvoudige gelovige die nu wel door de dal van moeite gaat, maar uiteindelijk het vaderland bereikt, terwijl de platonisten dat slechts van verre aanschouwden. De betekenis van Augustinus is dat hij oproept tot een duidelijke belijdenis van de kant van de mens.”
Augustinus stelde aan het eind van zijn leven in diverse werken dat de mens geheel afhankelijk is van Gods genade. „God was al op zoek naar de mens voordat de mens Hem vindt. God zoekt de mens op, opdat hij op Hem zou antwoorden. Er is in de mens een oneindig verlangen, een liefde, wat ook de dynamiek in de zonde geeft, omdat het lichaam nooit dat verlangen kan bevredigen. Uiteindelijk is het alleen de oneindige God Die het oneindige verlangen kan bevredigen.”