Kerk & religie

Met vrees en verwachting naar het jaar 1000

Met een mengeling van vrees en verwachting leven Nederlanders in het jaar 999 toe naar de wederkomst van Christus. Maar in 1000 gebeurt er niets, tot teleurstelling of juist opluchting van de boeren, edelen en geestelijken in het land.

12 October 2023 19:05Gewijzigd op 12 October 2023 19:18
Conservator dr. Annemarieke Willemsen (m.) bij de het tiende-eeuwse Evangeliarium van Egmond. beeld RD
Conservator dr. Annemarieke Willemsen (m.) bij de het tiende-eeuwse Evangeliarium van Egmond. beeld RD

Rond de eerste millenniumwisseling kon je eigenlijk nog niet van Nederland of Nederlanders spreken. Toch gaat de tentoonstelling ”Het jaar 1000. Nederland in het midden van de Middeleeuwen”, die vanaf vrijdag in het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden te zien is, over deze noordwestelijke uithoek van het Heilige Roomse Rijk en zijn bewoners. Gouden oorbellen, rijkversierde Evangelieboeken, houten landbouwwerktuigen, perkamenten oorkonden en het oudste schaakstuk van het land (een loper of paard, dat is niet duidelijk): ze zijn als gekleurde steentjes die samen een mozaïek van de vroegmiddeleeuwse samenleving vormen.

„Een groot zwart gat”, noemt museumdirecteur Wim Weijland deze periode in de geschiedenis, want heel veel is er niet over bekend. Tenminste, in vergelijking met bijvoorbeeld de zeventiende eeuw, waarover gebouwen, manuscripten en archeologische vondsten een veel completer verhaal vertellen. Maar het RMO heeft zijn uiterste best gedaan om de geschiedenis rond het jaar 1000 wat verder in te kleuren. Drie jaar onderzoek ging er aan de tentoonstelling vooraf, waarbij historici en archeologen een volledige inventarisatie maakten van alles wat er uit de tiende en elfde eeuw in Nederland is opgegraven, nog overeind staat of in schatkamers en bibliotheken wordt bewaard. Zo’n 400 vondsten, kunstvoorwerpen en manuscripten uit Nederland en ver daarbuiten kregen uiteindelijk een plekje op de tentoonstelling in Leiden.

Kerktorens

De periode 900-1100 is een tijd van ingrijpende veranderingen voor wat nu Nederland is, zegt conservator dr. Annemarieke Willemsen, die de eerste bezoekers door de zalen op de eerste verdieping van het Leidse museum gidst. „Er werd land ontgonnen, men legde dijken aan, bouwde kloosters en in iedere rivierbocht stond een burcht. We kregen een landschap met kerktorens aan de horizon.”

19740468.JPG
beeld RD

De tentoonstelling laat zich bekijken als een reis door dit oude landschap, met het jaar 1000 als eindbestemming. Willemsen wijst links en rechts: naar munten zo klein als een pinknagel, met graven en bisschoppen erop, naar gouden sieraden, belegd met edelstenen („Nee, die had niet iedereen. Dat waren de Rolexen van die tijd”). Even verderop zijn maanvormige oorhangers uit de schat van Hoogwoud te zien, gevonden met een metaaldetector in het Noord-Hollandse plaatsje in 2021.

In een vitrinekast ligt een zilveren vikinghoorn, later gebruikt als houder voor relieken: overblijfsels van heiligen. Er zitten drie minuscule fragmentjes bot in van de apostelen Andreas, Thomas en Judas Taddeüs.

Een ivoren tafel uit 983 toont een zegenende Christus. Aan Zijn voeten bewijzen keizer Otto II en zijn vrouw Theophanu Hem knielend de eer. Zij houdt een jongetje omhoog, haar zoon Otto III. Hij draagt een kroontje, want hij is, hoe klein ook, na het overlijden van zijn pa de nieuwe heerser van het Heilige Rooms Rijk.

Otto III is zelfs op Nederlands grondgebied geboren. Zijn ouders verbleven graag in de palts (paleis) in Nijmegen, het Valkhof, terwijl de bisschop van Utrecht zich bekommerde om het dagelijks bestuur van de Lage Landen bij de zee.

Tortelduif

Wie wil horen hoe de 250.000 mensen in deze streken rond het jaar 1000 spraken, kan via een koptelefoon naar geluidsfragmenten luisteren. In die tijd wordt het Oudnederlands langzaam dominant, en dat gaat ten koste van het Oudfries en Oudsaksisch. Er zijn nog zo’n 4500 woorden bekend, inclusief honderden plaatsnamen.

Een perkamenten manuscript uit de abdij van Egmond, uit 1100, bevat een collectie commentaren op het Bijbelboek Hooglied. De Oudnederlandse woorden zijn goed te lezen, zeker hardop: ”turtulduvan”, tortelduif.

Topstuk

Bij het Evangeliarium van Egmond, het belangrijkste 10e-eeuwse boek in Nederland, blijft Willemsen wat langer staan. „Dit is het topstuk van de tentoonstelling”, zegt ze. De Evangelietekst is kunstig versierd met schrijvende evangelisten, vlechtwerk, dierenkoppen en zuilen, allemaal in rood, groen en geel.

19740469.JPG
Oudste afbeelding van Hollanders: graaf Dirk II en zijn vrouw Hildegard. beeld Koninklijke Bibliotheek, Den Haag

Meestal blijft het boek gesloten, omdat de prachtig versierde pagina’s het licht maar moeilijk kunnen verdragen. Maar nu ligt het open: bij een afbeelding van de Friese graaf Dirk II en zijn vrouw Hildegard, die het Evangelieboek rond 975 aan de abdij van Egmond overhandigen en opengeslagen op een altaar leggen. „Dat zijn meteen ook de oudste middeleeuwse afbeeldingen van Hollanders en van een gebouw in Nederland.”

Wederkomst

Dan is het einde van de reis bijna in zicht: het jaar 1000. Bij elke millenniumwisseling hangt de spanning in de lucht. Nederlanders maakten zich in 1999 vooral zorgen over hun computersystemen, of die in het jaar 2000 wel alle enen en nullen zouden herkennen. Duizend jaar eerder waren de zorgen toch wat geestelijker: „Ben ik bereid, als Christus wederkomt om de levenden en de doden te oordelen?”

Tijdgenoten hadden een antenne voor bijzondere natuurverschijnselen. Sigebert van Glembloux schreef in zijn kroniek dat op 14 december, rond het negende uur, de hemel openspleet als een brandende toorts, „zó fel, dat wie op de akkers was en zelfs onder afdaken, door het binnenvallende licht werd gedood. Terwijl die opening van de hemel langzaam verdween, was een slangachtig figuur te zien, met een gloeiende kop en donkere poten”.

19740472.JPG
Oudste schaakstukken van Nederland: paard of loper. beeld Museum Kasteel Helmond

Maar de meningen over de millenniumwisseling waren, net als in 2000, verdeeld. „We moeten niet doen alsof iedereen in een ondergangstemming was”, vindt Willemsen. „Sommige mensen die geloofden dat het laatste oordeel kwam, gaven hun bezit weg en vertrokken naar Jeruzalem. Anderen werkten gewoon door.”

De bisschop van Luik legde geduldig uit dat kometen en overstromingen natuurverschijnselen waren. „Sommige mensen vonden het zelfs een ketterij om te denken dat iemand de wederkomst kon berekenen. Alleen God kent het moment.”

Het zullen spannende dagen zijn geweest, eind 999. Maar op kalenders uit die tijd is af te lezen dat iedereen gewoon door telde: van CMXCIX naar M. En van 1000 op naar 1001.

rmo.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer