Meditatie: Zekere zaligheid
Romeinen 8:24
„Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu die gezien wordt, is geen hoop, want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?”
Gods kind is geheiligd door de Geest van onze God en zijn geweten is door het bloed van Christus gereinigd van dode werken, om zo de levende God te dienen. Hij is verzegeld met de Heilige Geest der belofte, Die het onderpand is van Zijn erfenis tot de verkregen verlossing, tot prijs van Gods heerlijkheid. Hij is in hope zalig en verblijdt zich in de God van zijn heil, Die zijn deel is in eeuwigheid. Ja, deze zaligheid geniet de ziel der gelovigen al volmaakt bij het scheiden van het stervende lichaam. Dan wordt zij volkomen bevrijd van al het zondig en droevig kwaad, en geniet volmaakt de zalige gemeenschap van de Drieënige Verbondsgod.
Petrus bedoelt hier nog een grotere zaligheid, namelijk die zaligheid die Gods uitverkorenen eens naar ziel en lichaam zullen genieten, want hij spreekt met nadruk van de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in de laatste tijd. Dat door de laatste tijd, de dag des oordeels verstaan moet worden, is duidelijk. Niet alleen in tegenstelling van de eerste tijd van de verschijning van Christus in het vlees, maar voornamelijk, in tegenstelling van de eerste dag der schepping, wanneer vóór die dag geen tijd was, en dus ook na die laatste dag van het oordeel geen tijd meer zijn zal (Openbaring 10:6), en daarom met recht de laatste tijd.
Christiaan Salomon Duytsch, predikant te Mijdrecht
(”De gelukstaat, de roem en de bewaring van een gelovig christen, voorgesteld in drie leerredenen”, 1779)