„Terreuroefening signaal bevolking”
De grote terreuroefening in april in Amsterdam is een signaal voor de Nederlandse bevolking. „Alle diensten geven aan dat ze terrorisme serieus nemen en laten zien dat ze kunnen anticiperen op eventueel echt gevaar.”
Dit zegt K. Homan van het Instituut Clingendael in reactie op de aankondiging van een grootscheepse crisisoefening. De Amsterdam ArenA vormt op 6 april het decor voor de oefening met de naam Bonfire. Het voetbalstadion, dat op dat moment bomvol mensen zit, is zogenaamd het doelwit van een terreuraanslag.
De interne en de externe veiligheid van Nederland overlappen elkaar steeds vaker, aldus Homan. Daarom moeten de militaire en de civiele hulpdiensten leren met elkaar samen te werken.
Hij ziet de samenwerking tussen hulp- en veiligheidsdiensten steeds meer toenemen. „Tot enkele jaren geleden gebeurde dat nog weinig. Maar na de aanslagen op Bali en in New York en Madrid worden terroristische aanslagen als ernstiger ervaren. En die hebben een interdisciplinaire aanpak nodig.”
Het idee voor de oefening kwam na de aanslagen op 11 maart vorig jaar in Madrid. Die ramp onderstreepte maar weer eens het besef dat ”soft targets” -plaatsen waar veel mensen bijeen zijn, zoals treinstations, grote winkelcentra en grote publieksevenementen- een risico voor terreur vormen. Buiten de reguliere veiligheidsvoorzieningen bestaan hiervoor nog geen speciale maatregelen.
In totaal doen ongeveer 2000 bestuurders uit Den Haag en Amsterdam en de provincie Noord-Holland, hulpverleners en medewerkers van beveiligings-, inlichtingen- en communicatiediensten aan de oefening mee. Het grote aantal deelnemers aan de oefening is uniek. Nooit eerder werkten hierbij zo veel instanties op landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau samen.
De organisatoren hebben nog ongeveer 10.000 mensen nodig die de rol van slachtoffer spelen in het publiek. Zij kiezen die uit groepen studenten of vrijwilligers van het Rode Kruis.