SSNR hoopt ook jongere te interesseren voor wintercursus Nadere Reformatie
De wintercursussen van Stichting Studie Nadere Reformatie (SSNR) trekken de laatste jaren minder belangstelling dan vóór de coronacrisis. Er is met name zorg over aanwas van de jongere generatie.
De SSNR belegt elk jaar een wintercursus in Veenendaal. De cursus, die dit jaar start op zaterdag 18 november, wordt door deskundigen gegeven en betreffen een aspect van de Nadere Reformatie of van soortgelijke bewegingen in de ons omringende landen. Leider van de cursus, die aan zijn 28e editie toe is, is dr. Roelof Bisschop uit Veenendaal, bestuurslid van de SSNR en Tweede Kamerlid voor de SGP.
Waarover gaat de cursus dit jaar?
Bisschop: „Het onderwerp is de verbondenheid tussen de lutherse en gereformeerde piëtisten in Nederland en Duitsland. Het begint met Petrus van Mastrigt, een bekend Nederlands theoloog van Duitse afkomst die leefde in de zeventiende eeuw. Hij was een piëtistisch en irenisch man. Een ander is Gerhard Tersteegen, een gezelschapsman uit de achttiende eeuw die door zijn gedichten en liederen veel betekend heeft. Ook komt Nikolaus Graf von Zinzendorf, de vader van de hernhutters, aan de orde. Er waren in ons land veel dwarsverbanden met de hernhutters. Zo heeft David Bruinings, wiens preken nog wel gelezen worden, liederen van hen vertaald.”
Hoe veel deelnemers trekt de cursus?
„Ik weet het aantal van dit jaar nog niet. In het algemeen constateren we de laatste jaren een daling. Vóór de coronatijd waren er ongeveer 100 deelnemers, de laatste jaren bleef het op 60-70 steken. Dat vinden we jammer. Het zou fijn zijn als er dit jaar weer meer aanmeldingen komen. We hopen dat ook jongeren de weg naar onze cursus weten te vinden.”
Hoe is die terugloop te verklaren?
„We hebben nog geen onderzoek gedaan. Dat zijn we overigens wel van plan. Er zijn tegenwoordig zo veel andere dingen die mensen kunnen doen. Ze kunnen de zaterdag vrijhouden voor het gezin of ze gaan naar andere bijeenkomsten. Mensen denken al snel: wat levert het op? De opbrengst van deze cursus voor de korte termijn is niet heel groot; wel voor de lange termijn.”
Kan het zijn dat (kerk)geschiedenis sowieso minder in trek is?
„Dat is in zijn algemeenheid wel waar. Toen ik ruim veertig jaar geleden afstudeerde, was geschiedenis populair bij studenten. Dat is nu veel minder het geval. Vroeger waren er bekende hoogleraren kerkgeschiedenis, zoals J.N. Bakhuizen van den Brink en D. Nauta. Het aantal hoogleraren kerkgeschiedenis is nu beperkt en minder bekend. Ook in de gezindte is de belangstelling voor kerkgeschiedenis verminderd. De tijdschriften ”Oudvaders” en ”KerkHistoriaal” hebben beide maar betrekkelijk kort bestaan. Een verklaring zou kunnen zijn dat men tegenwoordig meer afleiding heeft en men zich meer richt op het heden.”
Waarom kan het voor oud én jong nuttig zijn om de wintercursus te volgen?
„Het is belangrijk om dingen van de eigen tijd te kunnen duiden en daaraan levert de cursus een bijdrage. Als je je verdiept in de geschiedenis, verlies je de behoefte om te polariseren. Dat is voor deze tijd toch wel van belang? In het verleden was er ook van alles aan de hand, maar toch wist men elkaar te vinden als het nodig was.
Het is ook nuttig om het eigen verleden te kennen. Door de kennis van de Nadere Reformatie en aanverwante bewegingen word je gevoed en krijg je kennis van je geestelijke wortels. Neem bijvoorbeeld John Preston, een Engelse, anglicaanse, puriteinse predikant uit de zeventiende eeuw. Het was verrijkend om te leren hoe hij over het gebed dacht en dat hij niet negatief stond tegenover formuliergebeden.
Om meer jongeren en ouderen bij de SSNR te betrekken, hebben we dit jaar christelijke scholen en christelijke onderwijsorganisaties benaderd. We hopen dat ook ambtsdragers de cursus willen volgen om meer verworteling in ons geestelijk erfgoed te krijgen, en dat de interesse in de Nadere Reformatie weer opbloeit.”