Bush stelt pensioenen centraal in ’troonrede’
De Amerikaanse president Bush zal zijn eerste ’State of the Union’ in zijn tweede ambtstermijn aangrijpen om een uiterst gevoelig thema op de politieke agenda te krijgen: de hervorming van het pensioenstelsel. In de Amerikaanse ’troonrede’, in de nacht van woensdag op donderdag, zal Bush de internationale gemeenschap ook oproepen om meer steun te geven aan de democratisering in Irak.
Met het morrelen aan het pensioenstelsel komt Bush aan van de heilige huisjes van de Amerikaanse binnenlandse politiek. Het publieke stelsel dreigt onbetaalbaar te worden, vindt Bush. Het is in zijn visie na zeventig jaar ook hoog tijd dat de pensioenen op de schop gaan. Bush speelt daarmee hoog spel, omdat hij ondanks een Republikeinse meerderheid in het parlement geenszins zeker is van voldoende politieke steun.
In het huidige systeem staat iedere werkende Amerikaan een percentage van zijn inkomen af aan de overheid, die vervolgens uit die pot uitkeert aan gepensioneerden en gehandicapten. Bush wil nu toestaan dat een deel van de pensioenafdracht gestoken kan worden in pensioenprogramma’s die banken of andere financiële instellingen kunnen gaan aanbieden.
De tegenstanders, vooral van democratische huize, vinden dat met de pensioengelden geen risico’s moeten worden gelopen. Ze wijzen op de financiële gevaren van gespeculeer met pensioengelden op de effectenmarkt. Bovendien willen ze niet dat financiële instellingen geld kunnen verdienen met geld voor de oude dag van Amerikanen. Het invoeren van een nieuwe stelsel is in de ogen van de critici ook veel te duur.
Bush is een andere mening toegedaan. Hij wees er eerder al op dat in 1950 zestien werkenden de uitkering van één gepensioneerde opbrachten. Nu zijn er 3,3 betalende arbeiders nodig om een pensioen te kunnen uitbetalen. Bij ongewijzigd beleid zal in 2018 meer geld uitgekeerd moeten gaan worden dan er door premiebetalingen binnenkomt.
Onderdeel van het plan is volgens Amerikaanse media mogelijk ook een lagere uitkering in de eerste pensioenjaren. Dat is voor de Democraten volstrekt onbespreekbaar. Bush zal echter enige Democratische steun nodig hebben in het Huis van Afgevaardigden en de Senaat, omdat ’zijn’ Republikeinen onderling verdeeld zijn.
De Amerikaanse president zal in zijn rede ook uitgebreid stilstaan bij de jongste verkiezingen in Irak. Deze stembusgang was in de ogen van Bush een eerste stap naar democratisering in het Arabische land, zelfs de voorbode van democratisering in de gehele Arabische wereld. Waar hij in zijn inaugurele rede vorige maand met geen woord repte over Irak, zal hij nu zeker spreken over het relatief voorspoedige verloop van de verkiezingen aldaar.
Bush zal er fijntjes en tussen de regels door op wijzen dat de Irakezen in meerderheid hebben gekozen voor een nieuwe bestuur. Hij zal de nog altijd grote schare internationale tegenstanders van zijn Irakbeleid dan ook voorhouden dat het hoog tijd wordt dat ook zij de mouwen opstropen om Irak verder te helpen.
Het staatshoofd zal evenwel ook zijn erg kritische gehoor in eigen land tegemoet moeten komen. Het Amerikaanse avontuur in Irak, met al meer dan 1400 Amerikaanse doden, is niet echt populair meer. Bush zal volgens regeringsfunctionarissen spreken over een komend vertrek van de Amerikaanse troepenmacht uit Irak, maar hij zal zeker geen concrete exit–strategie presenteren. Dat laatste hebben de Democraten wel gevraagd.
De president zal er vooral op hameren dat de Amerikaanse aftocht uit Irak afhankelijk zal zijn van de snelheid waarmee Iraakse veiligheidstroepen opgeleid en ingezet kunnen gaan worden op plaatsen waar nu Amerikanen zijn gestationeerd. Bovendien zal er een nieuwe commandostructuur in Irak moeten komen en het is onbekend hoe lang het nog zal duren voordat die operationeel is.