Nederlanders zorgen voor zonnebloemen in woestijn Irak
Aan het einde van een lange stoffige weg in een droog gebied tussen twee takken van de Eufraat–rivier graven Irakezen met Nederlands geld een irrigatiekanaal van acht kilometer lang. Ooit was dit gebied de graanschuur van Al Muthanna, de Iraakse provincie waar 1600 Nederlandse militairen gelegerd zijn. Oud–dictator Saddam Hussein verwaarloosde de landbouwsector in het sjiitische zuiden. De Nederlandse militairen blazen haar nu weer nieuw leven in.
Ben Roelofsen is in het dagelijks leven water– en irrigatie–expert bij het adviesbureau DHV in Amersfoort. Gedurende vier maanden biedt hij zijn expertise aan Defensie aan en doet mee aan de missie in Irak. Nu staat hij aan de rand van een irrigatiekanaal dat over een paar maanden water moet brengen naar een gebied van ruim 2000 hectare. In de winter kan hier tarwe en gerst worden verbouwd. In de zomer is het voor die gewassen te heet en ligt rijst voor de hand. Het is bijna niet voor te stellen, maar volgens Roelofsen staan hier over een half jaar zonnebloemen te wuiven.
„Dit is vruchtbare grond. Dit was ooit de graanschuur van Al Muthanna en kan het zeker weer worden", zegt Roelofsen. De Nederlanders hebben een coöperatie opgericht van driehonderd boeren die elk ongeveer tien werknemers in dienst hebben. Zij gaan het gebied bebouwen als het irrigatiekanaal gegraven is en de 29 pompstations in werking zijn gezet. Vanuit het budget van minister Van Ardenne (Ontwikkelingssamenwerking) hebben de militairen 120.000 dollar voor het hele irrigatieproject, inclusief pompen. Zoveel landbouwgrond voor een dergelijk bedrag, is een koopje, aldus Roelofsen.
Het totale budget voor projecten (civiel–militaire samenwerking, Cimic) is 2 miljoen euro. Daarvoor zijn ongeveer vijfhonderd projecten in gang gezet, variërend van het opzetten van een politietrainingschool, de bouw van een slachthuis of het opzetten van een internetcafé voor vrouwen. Het handwerk wordt meestal overgelaten aan de Irakezen, maar de Nederlanders gaan over de financiën en de coördinatie van de projecten.
Andere voorbeelden van Cimic–projecten zijn het uitdelen van kachels aan de armsten onder de bevolking, het bouwen van basisscholen, het aanleggen van 800 meter kleinere metalen bruggen en het oprichten van een nieuwe alarmcentrale voor politie, brandweer en ambulance. Maar veel projecten concentreren zich toch op de landbouw, omdat zo’n 70 procent van de lokale bevolking daarvan afhankelijk is. De Nederlanders zorgden de afgelopen achttien maanden al voor een laboratorium voor vee–onderzoek, voor auto’s voor veeartsen, maar ook voor een uitgebreid vaccinatieprogramma tegen de runderziekte bruscellose.
Een andere prioriteit ligt bij het herstel van de brandstof– en elektriciteitsvoorzieningen. Voor de benzinestations stonden dinsdag opnieuw twee rijen dik van zeker een kilometer lang. Irakezen staan gerust een hele dag in de rij voor zestig liter benzine, á 7 dollarcent per liter. „Een gekkenhuis", oordeelt kapitein Ton Hummelink over de toestanden rond de benzinestations. Mannen die na een dag wachten eindelijk bij de pomp zijn gearriveerd staan tegen elkaar te gesticuleren en te schreeuwen.
Hummelink weet dat de Nederlanders het tekort aan brandstof en de zwarte handel in benzine niet gaan oplossen. „Maar we kunnen wel werken aan de veiligheid rond de stations. Daarom bouwen we hier een gebouwtje en sanitair voor de beveiliging", vertelt hij, terwijl even daarvoor de politie in de lucht schoot om ruziënde wachtenden tot bedaren te brengen. Het Nederlands budget voor dit benzinestation bedraagt 25.000 dollar.
Hummelink is ook verantwoordelijk voor de Nederlandse bemoeienis bij de elektriciteitsvoorzieningen. „In Bagdad wordt bepaald hoeveel stroom elke regio krijgt. En Al Muthanna ligt dan telkens aan de laatste mem. Onze provincie heeft geen prioriteit in Bagdad", aldus Hummelink. Momenteel moeten de inwoners van Al Muthanna het doen met tussen de nul en zeven uur stroom per dag. Hummelink hoopt dat als de Nederlanders half maart Irak verlaten, dat gestegen is naar zeker tien uur per dag.
Tegen die tijd moet ook het schooltje – vier klaslokalen voor in totaal vierhonderd kinderen met lessen in shifts – wel af zijn dat nu zo’n vijftien kilometer ten noorden van As Samawah onder supervisie van de Nederlanders door Irakezen wordt gebouwd. Het Nederlands bataljon betaalt 40.000 dollar, de lokale sjeik 18.000. De lokale gemeenschap juicht de bouw toe. „Mijn kinderen moeten nu elke dag vier kilometer lopen naar school. Ik ben blij dat de Nederlanders hier een nieuwe school bouwen", zegt Hussein, vader van drie kinderen.