Heliand nu in meeste Nedersaksische streektalen vertaald, alleen Veluws ontbreekt nog
De herders uit het kerstevangelie zijn in de Heliand paardenknechten. Jezus trekt als adellijk heer met zijn leenmannen van burcht naar burcht. Het Oudsaksische evangelie-epos is inmiddels in de meeste Nedersaksische streektalen vertaald. Een overzetting in het Veluws ontbreekt nog.
De boodschap van Jezus aanschouwelijker maken voor de Saksische bevolking, dat wilde de dichter van de Heliand, zegt dr. Jan Nijen Twilhaar. De (streek)taalkundige uit Schalkhaar vertaalde het geschrift uit de eerste helft van de negende eeuw in het Sallands, de taal van zijn geboortedorp Hellendoorn. Ook bezorgde hij een nieuwe Nederlandse vertaling.
Het vroegmiddeleeuwse werk beschrijft in het Oudsaksisch het leven van Jezus Christus, in de vorm van een lopend verhaal op basis van de vier evangeliën. Heliand betekent helende, genezende of reddende. „Dat is ook precies wat de dichter wil doorgeven”, legt Nijen Twilhaar uit. „Jezus, de Heliand, geneest mensen van de meest ernstige ziektes. Tegelijk is Hij een verlosser. Wie Zijn woorden doet, zal na het verlaten van deze aarde, de middelgaard in de woorden van de Heliand, opstijgen naar de hemelse weide.”
In 71 hoofdstukken geeft de dichter het verhaal over Jezus weer zoals ook Germaanse sagen de daden van grote helden bezongen. Nijen Twilhaar: „Hij vertelt wat uit het Nieuwe Testament bekend is, maar legt wel eigen accenten. Voor een deel maakt hij er een eigentijdse Saksische wereld van. Jezus is een adellijk heer die met zijn vazallen van burcht naar burcht gaat in een landschap dat als West-Europees is te karakteriseren. Veel nadruk ligt op de grote trouw die een leenman aan zijn leenheer moet betonen.”
Aanpassingen
De Heliand was volgens Nijen Twilhaar niet bedoeld om de Saksen te bekeren. „De christianisering was met missionarissen als Lebuïnus en Liudger al begonnen. De Heliand kan worden beschouwd als een religieus didactisch werk voor de leken-elite (de elite zonder de geestelijken) om met de boodschap van Jezus beter aan te sluiten bij de belevingswereld van de Saksische bevolking. Vandaar de aanpassingen, toevoegingen en verschillende stukken toelichting.”
Volgens de evangeliën van Mattheüs en Markus stamt alleen Jozef af van David. De dichter van de Heliand laat Maria ook een nazaat van David zijn, waarmee hij haar een adellijke status verleent. Geheel in lijn met deze gedachte is dat Jezus pas in de kribbe wordt gelegd als Hij eerst in een gewaad is gewikkeld en versierd is met edelstenen. „Hier wordt”, zegt Nijen Twilhaar, „een draai gegeven aan de nederigheid rond de geboorte waarvan in de Bijbel sprake is. Bij de aankondiging van deze geboorte door de engelen waken de herders op het veld niet over schapen. Ze passen op paarden. Deze edele dieren passen beter in een verhaal over een kind van adellijke afkomst dan schapen.”
De keuzes van de dichter hebben consequenties. Schapen komen in de hele Heliand niet voor, ontdekte Nijen Twilhaar. „Blijkbaar heeft de dichter ook niet het schaap als metafoor willen gebruiken. Het is best mogelijk dat in zijn ogen dit dier toch niet goed bij de hoge status van Jezus past. Door de vervanging van het schaap door het prestigieuze paard gaat wel een belangrijk beeld dat Jezus gebruikt, van de schapen en de goede Herder, verloren.”
Dat Jezus in de hof van Gethsemané door Zijn volgelingen in de steek wordt gelaten, moet moeilijk te begrijpen zijn geweest binnen de feodale structuur van de Saksen, neemt Nijen Twilhaar aan. „Bij hen was trouw aan de leenheer een heilige plicht. De dichter weet dit te ondervangen door erop te wijzen dat deze actie van Jezus’ leerlingen geen laffe daad was, maar was voorbestemd. Ze vluchtten niet uit angst. Weliswaar spreekt de dichter van ontrouw, maar al lang daarvoor had de profeet verkondigd dat het zo gebeuren moest. Daardoor zat er blijkbaar niets anders op dan ervandoor te gaan. De dichter gaat zo ver dat hij de satan erbij haalt. Die wil de vrouw van Pilatus misleiden in een poging om Jezus’ dood te voorkomen, teneinde Gods heilsplan voor de mensheid te dwarsbomen.”
Letterlijk
De naam Heliand werd bedacht door de Duitse filoloog Johann Andreas Schmeller, die in 1830 de eerste gedrukte uitgave van de tekst verzorgde. Sindsdien verschenen vertalingen in het Duits, Engels, Frans, Nederlands en Deens. Verscheidene Nedersaksische streektalen hebben hun eigen versie: het Achterhoeks, het Gronings, het Twents (met medewerking van de bekende Twentse theoloog Anne van der Meijden), het Münsterlands en het Stellingwerfs. Nijen Twilhaar heeft aan die reeks een Sallandse variant toegevoegd. „Een stevig gepuzzel was het soms, want het Oudsaksisch is grammaticaal heel complex. Het heeft een compleet andere woordvolgorde.”
De Sallandse taalkundige liet er meteen een nieuwe editie in het Nederlands op volgen. Die onderscheidt zich van de eerste Nederlandse vertaling, die germanist Jaap van Vredendaal in 2006 leverde. Nijen Twilhaar ging zowel voor het Sallands als voor het Nederlands uit van een zo letterlijk mogelijke vertaling. Van Vredendaal liet daarentegen steeds bij voorkeur het stafrijm (alliteratie) van de originele tekst terugkomen. „Daarmee wijkt hij in mijn visie te veel af van het Oudsaksische origineel.”
Zeker in het Sallands bleek handhaving van het stafrijm moeilijk te realiseren. „Daarvoor verschillen de woorden in het Oudsaksisch en de equivalenten in het Sallands dermate van klankstructuur dat een letterlijke vertaling zoals ons voor ogen stond, onmogelijk zou worden. Er zijn wel degelijk verzen in de Sallandse vertaling die stafrijm hebben, maar alleen daar waar een zo letterlijk mogelijke vertaling niet in het gedrang kwam. Mijn vertaling is wellicht minder poëtisch in taalgebruik, maar er staat wel wat er staat. Deze wetenschappelijke editie is daarom in mijn ogen meer geschikt om bijvoorbeeld op universiteiten te worden gebruikt dan de vrijere vertalingen.”
Streektalen
De Heliand is waarschijnlijk rond 830 geschreven in het klooster van Fulda, dat nu in de Duitse deelstaat Hessen ligt. Niet alleen als literair-cultureel erfgoed is het werk van grote betekenis, zegt Nijen Twilhaar. „Ook voor onze kennis van het Oudgermaans is het geschrift van belang. De oudste bronnen van het Oudsaksisch dateren uit de negende eeuw, terwijl het Oudnederfrankisch of Oudnederlands, een zustertaal van het Oudsaksisch, niet zulke vroege en omvangrijke bronnen heeft. De Oudnederlandse bronnen zijn van twee tot drie eeuwen later.”
Dankzij de vertalingen in de streektalen kan het Oudsaksisch van de Heliand worden vergeleken met de Nedersaksische variëteiten van nu. „Zo kunnen we zelf beleven hoe sterk deze lijken op of verschillen van het Oudsaksisch in de tekst van de Heliand en waar hem dat dan in zit. Daarmee kunnen bovendien overeenkomsten en verschillen tussen de Nedersaksische streektalen goed in beeld komen. Lijkt bijvoorbeeld het Twents meer op het Oudsaksisch dan het Veluws?”
Het Nedersaksisch heeft zeven hoofdvariëteiten: Gronings, Stellingwerfs, Drents, Sallands, Twents, Achterhoeks en Veluws. Nijen Twilhaar: „Het streven is dat volgend jaar de Drentse vertaling gereed komt. Dan is er alleen nog geen Veluwse versie. Het zou prachtig zijn als een moedertaalspreker die de Veluwse variant zuiver beheerst, die taak op zich kan nemen. Over enkele jaren is de Heliand dan in alle Nedersaksische streektalen beschikbaar.”