Meditatie: Daar zij licht
Genesis 1:3
„En God zeide: Daar zij licht! En daar werd licht.”
Over het Woord Gods moeten we zeggen dat de wijsheid in God zetelt. Zonder deze God kon het Woord nooit bestaan. De uitwerking daarvan trad tevoorschijn toen het licht geschapen is. Het licht, zo’n voortreffelijk sieraad waarmee de wereld moest versierd worden, moest er eerst zijn.
Dat echter (de schepping van) het licht voorafging aan zon en maan gebeurde niet zonder reden, noch toevallig. Niets doen wij lichter dan de macht Gods verbinden aan de middelen, die Hij gebruikt. Zon en maan geven ons het licht. Die kracht binden wij in onze gedachten zozeer vast aan deze hemellichamen, dat –zo ze uit de wereld werden weggenomen– het voor ons zo lijkt te zijn, dat er geen licht zou kunnen overblijven. Daarom betuigt God door de scheppingsorde zelf, dat Hij het licht in Zijn hand heeft, en dat Hij dit aan ons kan schenken zonder zon en maan.
Verder is het zeker uit het verband dat het licht zó is geschapen dat het met de duisternis afwisselde. Maar men kan vragen: waren over de gehele omtrek van de wereld licht en duisternis om de beurt, of besloeg de duisternis de halve aardbol, terwijl elders het licht uitstraalde? De opvolging was ongetwijfeld afwisselend. Maar of het overal tegelijk dag en nacht was, wil ik liever in het midden laten. Het is ook niet noodzakelijk dit te weten.
Johannes Calvijn, reformator te Genève
(”Voorwoord op Genesis”, 1563)