KNMI versterkt samenwerking met Suriname
Het KNMI gaat de samenwerking met Suriname versterken. Door zijn ligging en de goede kwaliteit van de weer- en klimaatmetingen levert het land volgens het Nederlands weerinstituut een belangrijke bijdrage aan meteorologisch onderzoek in de wereld, en aan het inzicht in klimaatverandering. Het instituut ondersteunt de Meteorologische Dienst Suriname (MDS) bij de verdere opbouw van faciliteiten en kennis, zodat Suriname kan gaan verdienen aan de waarnemingen.
Het land ligt iets ten noorden van de evenaar, op de grens van het weer op het noordelijk en zuidelijk halfrond. Niet alleen die unieke positie is belangrijk, zegt Rubert Konijn van het KNMI in Paramaribo. „Op deze breedtegraad in de wereld zijn maar weinig stations die zulke goede waarnemingen doen, en waarbij lange meetreeksen bekend zijn.”
Suriname werkt al een kwart eeuw intensief samen met het KNMI en meet onder meer de ozonlaag met luchtballonnen die twee tot drie keer per jaar worden opgelaten. De jarenlange duur van meetreeksen is volgens Konijn „enorm belangrijk” voor de duiding van klimaatverandering en -opwarming. „Want de grilligheid van het weer en de verandering van het klimaat kun je alleen maar onderscheiden als je goede langetermijnwaarnemingen hebt. Die worden hier gedaan en daar mag de wereld trots op zijn.”
De Anton de Kom Universiteit van Suriname, de MDS en het KNMI gaan samenwerken bij research, trainingen en de ontwikkeling van klimaatscenario’s zodat het land kan komen tot een Early Warning-systeem. Het KNMI werkt op de BES-eilanden, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba al aan zo’n systeem dat de bevolking op tijd kan waarschuwen voor weersverandering. „Wereldwijd is bijna iedere meteorologische dienst daarmee bezig. Vroeger was de weerwaarschuwing niet zo belangrijk, maar het is nu steeds belangrijker omdat het extremer geworden is. Zowel de noodzaak als de technische mogelijkheden zijn groter om die weersverwachting beter te maken”, zegt Konijn.
Het programma SOFF van de Wereld Meteorologische Dienst en de Verenigde Naties helpt ontwikkelingslanden en kleine eilandstaten bij de verbetering van hun meteorologische metingen. Die vijftig landen, waaronder Suriname, kunnen dan verdienen aan hun waarnemingen en zo hun activiteiten op eigen kracht voortzetten zonder afhankelijk te zijn van projecten.