„Moderne literatuur zwanger van de dood”
De dood is in de hedendaagse literatuur in vele gedaanten aanwezig, maar slechts zelden als doorgang tot het eeuwige leven. „Om haar lot te kunnen dragen, moest ze het licht houden.”
Dat werd donderdagmiddag duidelijk uit wat dr. J. de Jong-Slagman vertelde in Elspeet. De leraar Nederlands aan Driestar Educatief in Gouda sprak voor theologiestudenten op een bijeenkomst die werd georganiseerd door de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk.
De Jong sprak over sterven en de dood in de hedendaagse literatuur. Het onderwerp komt daar vaak ter sprake. „De moderne literatuur is zwanger van de dood”, aldus de docent. Ze vindt het geen „fijn” onderwerp om over te spreken, maar wel belangrijk, „omdat de hedendaagse literatuur een seismograaf is van wat er in levens van mensen gebeurt”, ook als het over de dood gaat.
Verlosser
De Jong onderscheidt vier verschillende visies op de dood in de hedendaagse literatuur. De dood als verlosser; de dood als metgezel; het grote niets en tenslotte de hoop.
De dood als verlosser komt bijvoorbeeld naar voren in ”Het leven zelf” van Roelof ten Napel (over zelfdoding) en in ”De Straat” van Ina Boudier-Bakker. „Het was de dood, dachten de vrouwen, het was de vrijheid van een van hen.”
Over de dood als metgezel noemde De Jong onder andere F. Starik die schreef: „Ik vind dat ik recht heb op een aandachtig sterfbed. Ik wil een lange tunnel met aan het eind een fel gloeiend licht, als in de film.” Sander Kollaard, winnaar van de Libris Literatuurprijs 2020, schreef in ”Stadium IV”: „Haar overgave (aan de dood, JvR) moest niet meer zijn dan het gedwarrel van een vlinder in de wind. Om haar lot te kunnen dragen, moest ze het licht houden.”
Krabbels
Tonnus Oosterhoff schrijft over de dood als het grote niets. De Jong liet een filmpje van hem zien met het woordje ”me” (ik). In no time kwamen er allemaal krabbels en woorden rondom te staan, terwijl het woordje ”me” verdween. De Jong daarover: „Je lichaam is alles wat je hebt. Binnen twee minuten zijn we weg. Als ik het filmpje zie, heb ik de behoefte om ”me” te veranderen in ”He”: Hij.”
Als vertegenwoordigers van schrijvers met minder of meer hoop verwees de docent naar Otto de Kat (”De langste nacht”) en Jannie Regnerus. Regnerus schrijft in ”Het Lam” over Joris, een jongetje met nierkanker dat niet lang meer te leven heeft en dat met zijn moeder mee mag naar Gent om het paneel ”Het Lam Gods” te zien. De Jong: „Vermoedelijk is Regnerus geen christen, maar ze verlangt wel naar een nieuw begin en richt zich daarbij ook op de christelijke symboliek. Er klinkt een sprankje hoop door in haar boeken.”
Ten slotte verwees de docent naar het gedicht ”Media morte” (”Midden in de dood”) van de christelijke dichter Muus Jacobse: „Midden in de dood zijn wij in het leven, want Eén breekt het brood om met ons te leven midden in de dood.”
Uitzonderingen
Tijdens de vragenbeantwoording zei De Jong dat in bijna alle moderne literatuur het christelijke geloof geen rol speelt. Pieter Nouwen (”Het negende uur”), Willem Jan Otten (”Specht en zoon”) en Vonne van der Meer (”Eilandgasten”) zijn uitzonderingen.
Donderdagmorgen ging dr. A.A. Teeuw, theoloog en specialist ouderengeneeskunde, in op vragen rondom het levenseinde. De ethicus had het ook over de vraag of doorbehandelen mag. Hij raadde de studenten theologie aan om terughoudend te zijn met oordelen over situaties waarmee ze in hun pastorale praktijk worden geconfronteerd. „Mogelijk heb je te weinig informatie om te wegen. En als je een mening vormt: houd dan ”leven en welzijn” als leidende principes.”
De studieweek werd donderdagavond afgesloten met een encouragement (bemoediging) van ds. R.W. de Koeijer uit Waddinxveen.