„Nederland ligt mijlenver achter in Irak”
De Nederlandse overheid moet haast maken met het financieel ondersteunen van Nederlandse bedrijvigheid in Irak, vindt de Iraakse Nederlander Ahmed Faraj. Volgens de projectontwikkelaar doen regeringen van landen zoals Duitsland, Zuid-Korea en Japan dit met hun ondernemingen in Irak wél. „Wij lopen mijlenver achter. Als we niet snel reageren, zijn we te laat.”
De eerste foto van de verlaten Nederlandse ambassade in Bagdad die na de val van Saddam Hussein (medio 2003) in Nederland opdook, kwam van Faraj. Hij was na de omverwerping van het regime meteen naar zijn geboorteland gesneld om te kijken wat er van over was. Hij zag een land in puin. De bewuste foto stuurde hij direct naar het Nederlandse ministerie van Economische Zaken, om te laten zien dat het gebied weer „relatief veilig” was en klaar voor wederopbouw. Het ambassadepersoneel keerde terug naar Bagdad. Het ministerie houdt zich volgens Faraj nog te veel afzijdig.
Samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven in Irak is onontbeerlijk, zegt Faraj. Zonder overheidssteun is er volgens hem geen westerse onderneming die zelfstandig in Irak aan de slag kan. De risico’s zijn te groot. „Zelfs een bedrijf als Shell heeft bij activiteiten in een land als Irak financiële rugdekking nodig.”
Het grote probleem is dat de Nederlandse overheid tot nu toe bitter weinig in Irak heeft geïnvesteerd, zegt Faraj. Nederlandse bestuurders mogen wat hem betreft een voorbeeld nemen aan de regering van Zuid-Korea, die een troepenmacht van 3600 man naar Irak stuurde en honderden miljoenen dollars doneerde voor wederopbouw. „De Koreanen kregen direct allerlei grote opdrachten, waaronder de bouw van een ziekenhuis ter waarde van zo’n 50 miljoen dollar.” Ook Duitsland en Japan timmeren volgens Faraj aardig aan de weg in Irak.
De in 1945 uit Koerdische ouders geboren Faraj groeide op in Bagdad. Omdat hij zich niet wilde verbinden aan de Baath-partij van Hussein, vertrok hij in 1978 naar Nederland. Sindsdien verdient hij zijn brood door als projectontwikkelaar te bemiddelen tussen Nederlandse bedrijven en relaties in het Midden-Oosten.
Samen met een Amsterdams bedrijf toverde Faraj een verouderde haven in Jemen met een hightech transportsysteem om tot een belangrijk havengebied. Handel zit de Iraakse Nederlander, die in Irak als docent werkte, naar eigen zeggen in het bloed. Op zijn twaalfde opende hij al een winkel. „Een kleine supermarkt in Bagdad.”
Na de val van Saddam Hussein richt Faraj zich met zijn projectorganisatie, Mukiriani Holding, louter op Irak. Sindsdien keerde hij ten minste tien keer terug naar zijn geboorteland. „Ik zit daar de helft van het jaar.” Volgende week vrijdag gaat hij weer. „Om mijn lopende projecten te bekijken.”
In het Noord-Iraakse Erbil zette Faraj met een partnerorganisatie het Iraq Dutch Trading Center op, van waaruit activiteiten in Irak worden gecoördineerd. De projecten lopen nog niet bepaald op rolletjes. De Iraakse Nederlander loopt over van ideeën, maar het ontbreekt potentiële opdrachtgevers nogal eens aan voldoende geld.
Toch is Faraj overtuigd van de economische mogelijkheden die zijn geboorteland biedt. Met een bewezen oliereserve van 115 miljard vaten en een gasvoorraad van 110 TFC (110.000 miljard kubieke voet) is Irak in zijn ogen een van ’s werelds best bedeelde landen. „Je moet echter eerst investeren voordat je deze hulpbronnen uit de grond kunt halen. Daar is veel geld voor nodig, maar dat is er niet.” Verder bezit Irak volgens de projectontwikkelaar een gigantisch areaal aan prima landbouwgrond en is de Iraakse bevolking hoogopgeleid.
Er staan heel wat Nederlandse ondernemers te popelen om in Irak aan de slag te gaan, weet Faraj. „Ze durven er alleen niet goed naartoe. Noord-Irak is echter relatief veilig, zeker een stad als Erbil. Die plaats heeft geen directe vliegverbinding, maar ik weet zeker dat wanneer de overheid vrijdag aankondigt een chartervlucht naar Erbil te organiseren, ik binnen één dag gemakkelijk honderd ondernemers aan boord krijg.”
Irak heeft slechts één groot nadeel, zegt Faraj. „Omliggende landen stellen alles in het werk om het democratisch proces in Irak te saboteren. Maar de democratie in het land zal doorzetten. Terrorisme heeft nog nergens ter wereld gezegevierd en zal dat ook in Irak niet doen. Uiteindelijk komen er vrijheid, vrede en welvaart voor de Iraakse bevolking.”
voetnoot (u17(Dit is het laatste deel in een tweeluik over de activiteit van Nederlandse ondernemingen in Irak.