Arie Eikelboom: Voorzangers kwamen kwaliteit gemeentezang niet ten goede
Het inzetten van voorzangers tijdens de kerkdiensten in vroeger jaren had tot gevolg dat er niet-ritmisch en heel hard werd gezongen, stelt dr. Arie Eikelboom. „Pas met de invoering van de orgelbegeleiding verbeterde de kwaliteit van de gemeentezang.”
Eikelboom spreekt komende woensdag in het Orgelmuseum in Elburg over ”Het zingen tijdens de ingebruikneming van de psalmberijming van 1773”. Van maandag tot zaterdag heeft in Elburg een ”Psalmenweek” plaats naar aanleiding van het feit dat de psalmberijming van 1773 250 jaar bestaat. Het programma speelt zich deels af in het Orgelmuseum en deels op andere locaties, zoals de Grote Kerk. Het omvat lezingen, orgelbespelingen met psalmbewerkingen, samenzang en een fietstocht langs zes kerken in de gemeente Elburg, waarbij in elke kerk een aantal psalmen wordt gezongen.
De 75-jarige Arie Eikelboom uit Rijsbergen, bij Breda, was van 1975 tot 2013 cantor-organist van de Maranathakerk in Den Haag en doceerde van 1982 tot 2005 aan het Nederlands Instituut voor Kerkmuziek van de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. In 2007 schreef hij een dissertatie over het motet ”Jesu meine Freude” van Johann Sebastian Bach. De musicoloog publiceerde de zestiendelige serie ”Hymnologie. Een geschiedenis van de strofische zang in de westerse christelijke kerk”, waarvan het laatste deel verscheen in 2019.
Verbetering
Eikelboom vindt het een goed idee om de invoering van de psalmberijming van 1773 te herdenken, zegt hij. „Deze berijming heeft grote impact gehad op de Nederlandse bevolking en was een duidelijke verbetering ten opzichte van de berijming van Datheen. Psalmverzen als ”’t Hijgend hert der jacht ontkomen”, ”Opent uwe mond” en ”Heer, ai maak mij Uwe wegen” waren vroeger alom bekend en hadden veel invloed op het geloofsleven. De oude psalmverzen komen mij op kritieke momenten ook nog wel in gedachten. Maar ik wil het moment niet vieren. Bij de psalmberijming van 1773 was sprake van een theologie, met woorden als ”Opperwezen”, die achterhaald is.”
Hoe is de psalmberijming van 1773 ingevoerd?
„Deze Staatsberijming werd in 1773 ingevoerd. Veel kerkgangers waren vertrouwd met de berijming van Datheen en wilden niet veranderen. Het had tot gevolg dat men in sommige kerken door elkaar heen ging zingen. Sommigen zongen Datheen heel langzaam, anderen zongen snel en er waren er ook die uit de nieuwe berijming zongen.”
Waren er toen al orgels die de gemeentezang begeleidden?
„De gemeentezang heeft zich in Nederland niet goed ontwikkeld. Calvijn wilde geen orgelspel ter begeleiding van de gemeentezang tijdens de kerkdiensten, maar in Genève was wel een kinderkoor dat met de kerkdiensten de psalmen ritmisch zong. In Nederland hebben voorzangers een kwalijke rol gespeeld.”
Wat waren die gevolgen?
„Men luisterde naar de voorzanger en dat betekende dat men heel langzaam en niet-ritmisch ging zingen, vooral ook omdat men heel hard zong. Het tempo was vaak zo langzaam dat men na iedere lettergreep kon ademhalen. Het was een brullende gemeente. Als er orgelspel in de kerk mogelijk geweest was, was het veel beter gegaan met de gemeentezang.”
Jan Pieterszoon Sweellinck speelde in de zeventiende eeuw toch al op het orgel van de Oude Kerk in Amsterdam?
„Er was wel een orgel in de Oude Kerk, maar daar werd in het begin van de zeventiende eeuw op zondag tijdens de diensten niet op gespeeld. Sweellinck componeerde muziek en speelde doordeweeks op het orgel van de Oude Kerk.”
Hoe deden de orgels hun intrede in de kerkdiensten?
„Later kwamen er begeleidingsboeken voor het orgel. Een van de eerste verscheen in 1777, geschreven door Jacob Pothold. Het heette ”De muzyk van de CL psalmen, benevens de lofzangen”. Johannes Worp heeft in de negentiende eeuw met zijn koraalboek een grote rol gespeeld Zo werd het orgelspel schoorvoetend toegelaten. Het duurde tot ver in de twintigste eeuw voordat alle protestantse kerken het orgel accepteerden als begeleidingsinstrument.”
Musicus Arie Eikelboom, een van de sprekers tijdens de Psalmenweek in Elburg