Muziek

Recensie: Johan Bakker beschrijft strijd over popmuziek in vrijgemaakte wereld

Vrijgemaakt gereformeerden onderscheidden zich van bevindelijk gereformeerden door hun open houding naar de wereldlijke cultuur. Bijvoorbeeld in hun omgang met popmuziek. Muziekjournalist Johan Bakker schreef een boek over de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) en hun houding tegenover deze populaire muziekstijl.

Dr. Jan Smelik
14 July 2023 15:18Gewijzigd op 14 July 2023 15:22
beeld iStock
beeld iStock

Het boek van Bakker, ”Gebonden aan een bandeloos bestaan”, is aantrekkelijk opgezet met in kaders dagboekfragmenten van de auteur, en tussen de 29 hoofdstukken 8 intermezzo’s waarin bepaalde aspecten eruit gelicht worden. Mede omdat ik ben opgegroeid in de vrijgemaakte wereld, heb ik het boek in één adem uitgelezen.

19495172.JPG
beeld RD

Met de opkomst van de massamedia deed popmuziek in de jaren 60 haar intrede in vrijgemaakte kring. Zeker niet alle vrijgemaakten omarmden deze muziek, er waren grote verschillen. Tekenend hiervoor is dat in het vrijgemaakte gezin waar mijn vrouw uit komt, popmuziek verboden was, terwijl in het predikantsgezin waarin ik opgroeide, een verbod nooit heeft bestaan.

De diversiteit blijkt ook uit het volgende. Bakker schrijft over het verbod van de Rotterdamse schoolleiding in 1976 om een vrijgemaakte ”popgroep” uit te nodigen voor een schooloptreden. Ik heb tegengestelde ervaringen op vrijgemaakte scholen. Tijdens mijn brugklasjaar in Enschede (1975) verscheen in de schoolkrant een positief getoonzette artikelen­serie over een Amerikaanse popzanger. Een jaar later behandelde mijn muziekdocent op de Amersfoortse scholengemeenschap een rockopera, en dat niet alleen in negatief kritische zin.

Nederlands Dagblad

De ontwikkelingen zoals Bakker die beschrijft zijn als volgt samen te vatten. Vanaf 1970 had het toen vrijgemaakte Nederlands Dagblad (ND) aandacht voor popmuziek. Tot 1979 publiceerde Gerrit J. Nijhof daarin artikelen waarin stevig werd gewaarschuwd tegen alle popmuziek. Eind jaren 70 verschenen in de krant andere meningen en benaderingen. De verhitte discussies zijn rond 1990 grotendeels uitgedoofd. Na 2000 zijn diverse vrijgemaakte kerken religieuze popmuziek gaan gebruiken in kerkdiensten.

Deze ontwikkeling wordt voornamelijk beschreven aan de hand van het leven van Cees van Moolenbroek (1952-1992). Hij was de motor achter Wingerd, de eerste vrijgemaakte ”popgroep”, en korte tijd muziekmede­werker van het ND. Voor het boek sprak de auteur onder anderen met bekenden van Cees.

De homoseksuele geaardheid van Van Moolenbroek was voor Bakker aanleiding om in zijn boek ruim aandacht te geven aan de vrijgemaakte visie op homoseksualiteit. De bedoelde overeenkomst met popmuziek is dat de GKV ook ten aanzien van dit onderwerp een proces doormaakten van ”afkeuren” naar ”accepteren”.

De eerste elpee van Wingerd (1977), toen nog Flare geheten, werd in huize Smelik wel gedraaid. De naam Cees van Moolenbroek kende ik dus. Dat gold echter niet voor zijn levensloop. Bakker beschrijft prachtig hoe Cees in zijn leven en met zijn muziekactiviteiten op een authentieke, integere wijze God en de naaste heeft willen dienen.

Na Wingerd kwamen er meer vrijgemaakte muziekgroepen, die optraden tijdens vrijgemaakte muziekfestivals. Bakker vertelt er boeiend over. Deze gedeelten behoren wat mij betreft tot de sterke kanten van het boek.

Beeldvorming

Hoe vrijgemaakten dachten over popmuziek bespreekt Bakker vrijwel uitsluitend aan de hand van artikelen uit het ND. De bronnenopgave achter in het boek vertelt dat artikelen uit vrijgemaakte tijdschriften tussen 1970 en 1990 niet geraadpleegd zijn. Het boekje ”Popmuziek. Een christelijke visie op populaire muziek” van P.A. te Velde uit 1982 noemt Bakker alleen en passant „een kritisch boek”. Maar aan de inhoud ervan besteedt hij verder geen woord. Dat is bizar, want het is met 128 pagina’s de meest uitgebreide GKV-publicatie over popmuziek.

De beperkte focus op ND-artikelen zorgt voor een te onvolledig en eenzijdig beeld. Zo beschrijft Bakker de jaren 70 als periode van „de kerkelijke (nota bene!, JS) weerstand tegen popmuziek” (blz. 10) met als enige opiniemaker Gerrit Nijhof, die alles wat met popmuziek te maken had, scherp afkeurde. In dit beeld ontbreken echter opinieleiders, ambtsdragers en ouders die destijds meer genuanceerde standpunten en benaderingen hadden. Zij misten het podium van een dagblad, waardoor ze minder nadrukkelijk aanwezig waren. Wat on-Bijbels, ongereformeerd was in de popmuziek, veroordeelden zij even scherp, maar ze wezen daarmee niet alle popmuziek de deur. Daarbij stelden zij bovendien dat klassieke muziek met dezelfde kritische houding benaderd moest worden als popmuziek.

Zo’n opinieleider was H.J. Schilder, hoogleraar aan de Theologische School te Kampen. Al in 1972 schreef hij artikelen over popmuziek in Rondom het Woord, het blad van vrijgemaakte vrouwenverenigingen. Schilders realistische aanpak van een gereformeerd-verantwoorde omgang met (pop)muziek ging in de jaren 70 helaas niet het beleid van het ND bepalen, en bleef daardoor vijftig jaar later onvermeld in Bakkers boek. De popmuziekbenadering van Van Moolenbroek uit 1978/1979, die Bakker presenteert als pionierswerk, was zes jaar eerder al te vinden bij Schilder.

Weergave kritiek

Een andere kanttekening. Bakker bestrijdt hem onwelgevallige opvattingen door kritiek te verzwijgen of te marginaliseren. Bijvoorbeeld: de rockopera ”Jesus Christ Superstar” ontmoette fundamentelere bezwaren dan de kritiekpunten die Bakker op bladzijde 101 noemt. Ander voorbeeld: de kritiek van A. van de Beek op het lied ”Je bent een parel in Gods hand” wordt goedkoop afgeserveerd met een in dit verband nietszeggend aforisme van Rikkert Zuiderveld (blz. 159).

Ook Nijhofs kritiek krijgt een bagatelliserende behandeling. Er worden wat artikelen van Nijhof besproken, waarbij Bakkers ergernis erover van de pagina’s spat. De artikelen worden dikwijls gekleurd selectief weergegeven. De onderbouwing die Nijhof bij zijn kritiek gaf, wordt consequent genegeerd. Drie voorbeelden ter verduidelijking.

Op pagina 46-47 wordt Nijhofs artikel ”Lichte geestelijke muziek, moet dat persé?” uit november 1975 besproken. Daarin citeert Nijhof uitgebreid en instemmend de bekende pianist Louis van Dijk. Evenals Nijhof was Van Dijk kritisch over de toenmalige religieuze popmuziek, waarop de amusementsmuziek greep had gekregen. Bakker vermeldt dit niet, terwijl het van betekenis is dat Nijhof zich op deze jazzmusicus van buiten de GKV kon beroepen.

In het ND van 19 maart 1977 citeerde Nijhof uitvoerig de baas van de popgroep ABBA. Deze manager schreef het succes van de popformatie expliciet toe aan de aantrekkelijke zangeressen en de „sexy verpakking” waarmee zij de liedjes performden. Bakker noemt dit centrale punt uit Nijhofs artikel niet (blz. 48-49), terwijl de uitspraak van de manager illustreert dat Nijhofs kritiek op de rol van seksualiteit in popmuziek (c.q. de performance) enig hout sneed.

Terecht wordt gemeld dat Nijhof verbinding legde tussen popmuziek en oosterse religie. Maar een popsong waarin hij die band onweerlegbaar aanwees, ”My Sweet Lord” van ex-Beatle George Harrison, vermeldt Bakker niet, evenmin als het artikel waarin dit uitgebreid gebeurde (ND 24 maart 1971). Nijhof had ook hier een serieus te nemen punt.

Superieure houding

Bakker plaatst regelmatig schampere opmerkingen bij Nijhofs artikelen. Ook elders in het boek is helaas de superieure houding met bijbehorend toontje te herkennen die vorige vrijgemaakte generaties wel verweten wordt. Van Nijhof en andere ‘tegenstanders’ ontstaat zo het beeld van starre stumpers die tegen de klippen op absurde standpunten propageerden. Niet dat ik Nijhofs visie aanhang. Integendeel, ik vond zijn kritiek op popmuziek te fel, ongelofelijk ontactisch, dikwijls vergezocht en structureel te generaliserend.

Desondanks betreur ik het dat Bakker niet meer aandacht heeft besteed aan het beschrijven, analyseren en duiden van Nijhofs kritiek, alsook van andere, meer genuanceerde opvattingen. Hoe moet de kritische benadering van popmuziek geplaatst worden in de context van de toenmalige culturele, maatschappelijke en religieuze status quo? Klonk elders in gereformeerd Nederland dezelfde kritiek op popmuziek?

Bespreking van dergelijke aspecten en een breder gebruik van wat vrijgemaakten in de periode 1970-1990 over popmuziek schreven, hadden het beeld vollediger en evenwichtiger gemaakt.

Misschien waren dat niet de opzet en het doel van het boek. Dat zij dan zo. Het boek zal zijn weg naar
 (ex-)vrijgemaakte muziekliefhebbers wel vinden.

Gebonden aan een bandeloos bestaan. De GKV tussen kerkorgel en popmuziek, Johan Bakker; uitg. Jongbloed Media; 240 blz.; € 22,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer