„Onethisch om NBV nu al af te keuren”
UTRECHT – „Het is onethisch en oneerlijk om, voordat de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) klaar is, te zeggen dat zij niet deugt. Daarvoor is het te vroeg. In een eerder stadium werd wel eens te vrij vertaald, maar momenteel wordt hard gewerkt om dat in een meer concordante, letterlijke richting te herzien.” Zo reageerde dr. R. de Blois donderdagavond in Utrecht tijdens de nabespreking van een lezing over bijbelvertalen voor de reformatorische studentenvereniging Depositum Custodi op de vraag wat hij van de NBV vond. De supervisor van de NBV zei een herziening van de Statenvertaling toe te juichen.
De Blois, vertaalconsulent voor de Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) en werkzaam bij de UnitedBible Societies (UBS) in het kader van de vervaardiging van een nieuw Hebreeuws woordenboek, lokte dergelijke vragen uit door zijn visie op het letterlijk vertalen van de Bijbel. „Veel mensen denken dat een zuivere vertaling een letterlijke vertaling is die zo dicht mogelijk bij de grondtekst blijft. ”Berg uwer heiligheid” is wel letterlijk, maar houdt geen rekening met het Hebreeuwse taaleigen; het betekent niets anders dan ”uw heilige berg”.”
„Door een letterlijke vertaling kun je bijzonder ver van de grondtekst verwijderd raken. De boodschap van de grondtekst wordt door letterlijk te vertalen vaak verminkt en versluierd. Als je letterlijk vertaalt, is het gevaar minder groot dat theologische vooronderstellingen insluipen. Dat is echter maar één kant van de zaak.”
Communicatie
De lector redeneerde vanuit het uitgangspunt dat communicatie het doel van taal is. „Een woord bestaat bij de gratie van wat de spreker van dat woord wil zeggen. Om te weten wat een woord betekent, kun je dat woord het beste binnen zijn eigen betekenisveld bestuderen. Zo krijgt elk begrip de plaats waarin het thuishoort in de leefwereld van de Bijbel. Verschillende zinsverbanden kunnen om verschillende vertalingen vragen.”
„Zo loop je bijvoorbeeld vast als je, met de statenvertalers, het Hebreeuwse woord ”nefesj” overal als ziel vertaalt. Daaronder verstaan wij vanuit onder meer het Nieuwe Testament de onsterfelijke ziel. Maar in het Oude Testament hebben dieren ook een ziel, en de ”nefesj” is bepaald niet onsterfelijk. Als de communicatie tussen de Bijbel en de lezer niet plaatsvindt, is het vertalen mislukt.”
Boodschap
Vanuit de invalshoeken van de theologie, de taalkunde en de antropologie behandelde De Blois het bijbelvertaalwerk. „De Bijbel is meer dan een document, het is een boodschap van God. Het belangrijkste doel van deze boodschap is dat zij overkomt. Wij kunnen het Woord niet verder dan het oor brengen, maar wat we kunnen doen, moeten we goed doen.”
Dr. De Blois betreurde het dat de taalkundige inzichten die bij de studie van de bijbelse talen gebruikt worden „over het algemeen sterk gedateerd” zijn. „Het Hebreeuws heeft ten diepste twee werkwoordsvormen: perfectum en imperfectum. Niemand wist precies hoe deze tijden vertaald moesten worden. In bestaande vertalingen doet ieder wat goed is in eigen oog.”
R. Longacres onderzoek van de tekstgrammatica heeft volgens De Blois echter aangetoond dat er wel degelijk heel duidelijke richtlijnen zijn voor het gebruik, die onder meer samenhangen met het genre van de tekst. Andere belangrijke ontwikkelingen zijn onder meer dat taal in de eerste plaats gezien wordt als onderdeel van een communicatieproces en niet als een losstaand systeem van woorden, klanken en zinnen.
Niet onafhankelijk
Vaak wordt onderscheid gemaakt tussen een vertaalmethode die zo veel mogelijk het taaleigen van de grondtaal probeert te volgen, een methode die meer gericht is op de structuur van de doeltaal en een die er het midden tussen houdt.
Volgens De Blois is een keuze tussen deze methoden eigenlijk onmogelijk. „Ten diepste komt deze discussie voort uit een gebrek aan inzicht in het verschijnsel taal. Deze wordt nog te veel gezien als een onafhankelijk systeem en niet in het licht van het feitelijke doel van de taal: de communicatie.”
Overigens was De Blois van mening dat er veel te veel over vertaalmethoden wordt gepraat. „Het is een weinig vruchtbare discussie die gevoerd wordt over de hoofden van de mensen heen die feitelijk het meest behoefte aan een goede bijbelvertaling hebben. De mensen die de discussie voeren, kennen meestal de grondtalen en hebben daarom zelf betrekkelijk weinig behoefte aan een bijbelvertaling. Het doet me verdriet dat in bepaalde delen van de gereformeerde gezindte de discussie over dit soort zaken op een weinig verheven wijze gevoerd wordt.”