„Daarna ging Hij af naar Kapérnaüm, Hij en Zijn moeder en Zijn broeders en Zijn discipelen, en zij bleven aldaar niet vele dagen. En Hij zeide tot degenen die de duiven verkochten: Neemt deze dingen vanhier weg; maakt niet het huis Mijns Vaders tot een huis van koophandel.”

Het tweede wonder dat vermeld wordt als door onze Heere verricht, vraagt onze aandacht in deze verzen. Zoals het eerste wonder te Kana is het bijzonder typerend en vol betekenis voor de dingen die nog gebeuren moeten. Een bruiloft bijwonen en de tempel reinigen van ontheiliging behoorden onder de eerste handelingen van de bediening van onze Heere bij Zijn eerste komst. De gehele zichtbare kerk te reinigen en een bruiloft te houden zullen onder Zijn eerste handelingen behoren als Hij wederkomt.

We zien in dit gedeelte hoezeer Christus alle oneerbiedig gedrag in het huis Gods afkeurt. Wij lezen dat Hij al degenen uit de tempel dreef die Hij bezig vond met het verkopen van ossen en schapen en duiven binnen de muren ervan, dat Hij het geld van de wisselaars uitstortte en hun tafels omkeerde, en dat Hij zei tot degenen die duiven verkochten: „Neemt deze dingen vanhier weg en maakt niet het huis van Mijn Vader tot een huis van koophandel.” Bij geen andere gelegenheid van de aardse loopbaan van onze Heere vinden wij Hem zo krachtig handelen en zo’n rechtvaardige verontwaardiging tonen als bij deze gelegenheid. Niets schijnt Hem zo opgewekt te hebben tot zo’n duidelijke openbaring van heilige toorn als de grove oneerbiedigheid die de priesters in de tempel toestonden, niettegenstaande al hun uiterlijke ijver voor Gods wet.

J.C. Ryle,
bisschop te Liverpool

(”Uitleggende gedachten over Johannes”, 1874)