Cultuur & boeken

Koning Willem I en zijn onbekende hof

Aan het hof van koning Willem I was het niet saai. Het was er soms wel heel gewoontjes: als de koning niet thuis was, konden anderen rustig in zijn paleis rondwandelen.

L. Vogelaar
7 July 2023 11:06Gewijzigd op 7 July 2023 12:23
Paleis Huis ten Bosch in Den Haag. beeld RD, Henk Visscher
Paleis Huis ten Bosch in Den Haag. beeld RD, Henk Visscher

Het is een van de observaties van historicus dr. Joost Welten in een lijvige studie over het hofleven van de eerste Oranjevorst. Welten publiceerde veel over de napoleontische tijd. In 2018 ging hij aan de slag als postdoc om onderzoek te doen naar de periode daarna: de restauratietijd. Daarbij kijkt hij naar de monarchieën van koning Willem I en zijn Pruisische evenknie Willem Frederik III.

Welten schrijft over „het ogenschijnlijk onvindbare hof van Willem I”. Dat bevond zich niet alleen in Den Haag, want bij de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1815 werd bepaald dat de koning een deel van het jaar in Brussel zou resideren en daarom kreeg hij ook daar een paleis.

Welten belicht de mannen en vrouwen die aan het hof werkten of op bezoek kwamen. Volgens hem is het onder historici gangbare beeld dat Willem I „het waarschijnlijk saaiste hof van Europa” had niet juist. In dat verband citeert de auteur Elisabeth van der Hoop, echtgenote van Groen van Prinsterer, die secretaris was van het Kabinet van de Koning. Saai? „Die bundeling van edelen en andere notabelen in hun prachtigste tooi geeft aan het hof van Willem I een eclat die we ons nu moeilijk kunnen voorstellen”, schrijft Welten.

Landsvader

Dat Willem koning was geworden, was allerminst vanzelfsprekend. Hij kwam niet automatisch in plaats van zijn vader: die was geen koning. Als stadhouder had hij de wijk moeten nemen naar het buitenland, en hij overleed toen de Franse keizer Napoleon West-Europa nog beheerste. Bovendien had de Franse Revolutie een blijvende invloed op de Europese monarchieën. „Nooit meer zal het koningschap de bijna onaantastbare en sacrale connotatie herwinnen die het in het ancien régime had”, stelt de auteur.

De vorsten moesten hun koningschap dan ook op een eigentijdse manier legitimeren. Willem deed dat door zich te presenteren als „de hardwerkende en bezorgde landsvader, die voor iedereen een luisterend oor heeft”, en daarnaast „als moderne bestuurder, die met competente medewerkers een efficiënte eenheidsstaat opbouwt, en die zich laat leiden door rationele 
–zo men wil verlichte– ideeën: de koning als kanalengraver, kredietverstrekker aan de moderne industrie, en voorvechter van professioneel onderwijs en religieuze tolerantie”.

Daarbij verloor hij zich te veel in details en op cruciale momenten was hij besluiteloos, schrijft Welten. „De tragiek van het leven van Willem I is dat een gezonde werkkracht, een ijzeren discipline en een flinke dosis aan goede bedoelingen niet volstaan voor een geslaagd koningschap.”

Religie

Besluiteloos en religieus tolerant, op die typeringen is wel wat af te dingen. Welten schrijft over „het verlichte, verdraagzame beleid van Willem I, dat aan elke religieuze gezindte dezelfde rechten toekent” en noemt daarbij dat Joden in Nederland dezelfde rechten hadden als andere burgers; „er is in 1815 nauwelijks een ander land te vinden” waar dat het geval was. De verzoekschriften van Joodse burgers „tonen aan dat zij de koning zien als iemand die boven religieuze scheidslijnen staat, zoals het een vader van de hele natie betaamt”.

Dr. Jeroen Koch gaf in 2013 een van de hoofdstukken in zijn biografie van Willem I echter de titel ”Onrust in ’s konings kerk” mee. De koning wilde protestanten en rooms-katholieken verenigen in één verlichte nationale landskerk onder zijn eigen leiding. Religieuze vrede droeg bij aan de nationale eenheid en ondersteunde daarmee de Oranjedynastie.

Dat ideaal verklaart mede Willems optreden tegen degenen die zich vanaf 1834 afscheidden van de Nederlandse Hervormde Kerk. Dat optreden was helemaal niet tolerant of besluiteloos. Volgens biograaf Koch voerde de koning „nog net geen oorlog tegen de Afgescheidenen”, maar het was wel een „beproefde vorm van staatsterreur tegen andersdenkenden”. De inzet van dragonders deed Koch denken aan de vervolging van de hugenoten door de Franse koning Lodewijk XIV.

Alles werd in het werk gesteld om de Afscheiding in de kiem te smoren. Het werkte „volstrekt averechts”. Koch zag een verband met de afsplitsing van België in diezelfde periode: „Fungeerden de Afgescheidenen niet als zondebok, als machteloze slachtoffers waarop de koning zijn frustraties botvierde over de teloorgang van het Verenigd Koninkrijk en daarmee over de mislukking van zijn levensmissie? De oppermachtige monarch met zijn gekwetste ego haalde zijn gram op zwakke en loyale onderdanen die niets met de problemen te maken hadden. Hij toonde zich de kwade baas die na eigen stommiteiten de hond slaat.” Wellicht is er een verband met een typering die Welten van de vorst geeft: „het onvermogen om echt een verbinding aan te gaan met mensen”.

Hofleven

Religie krijgt niet zo veel aandacht in Weltens boek, maar wel zijn er stereotyperingen: de koning wordt „Hollandse calvinistische zuinigheid”, „een muur van calvinistische soberheid” en „calvinistische kneuterigheid en strengheid” toegedicht.

Welten besteedt weinig aandacht aan de kerkelijke perikelen en noemt de Afscheiding niet. Hij ziet andersom juist een lacune in Kochs boek: „In de eerste wetenschappelijke biografie van Willem I –en meteen een heel goede– besteedt auteur Jeroen Koch hoegenaamd geen aandacht aan het hof van de vorst. De koning is er een hardwerkende Einzelgänger en een vader met een ingewikkeld gezinsleven, maar niet iemand die dagelijks in de context van een hof opereert. Eenzelfde benadering treffen we aan in recente en iets minder recente studies over de politieke cultuur onder Willem I: de auteurs ervan vermelden het hof niet als een factor die ook maar van enige betekenis zou kunnen zijn voor het landsbestuur. Weliswaar is er een dissertatie verschenen over de hofpredikanten, en een iets minder professionele studie over grootmeesters aan het hof, maar voor de rest is het hof van Willem I nog terra incognita.”

Dat gat wilde Welten vullen, en er bleek informatie genoeg op te diepen voor een studie van 518 pagina’s. Daarbij besteedt de historicus afzonderlijk aandacht aan de positie van vrouwen. „In de eerste decennia van de negentiende spelen ze een prominentere rol in de politiek dan in de wetenschappelijke literatuur tot nu toe is voorgesteld.”

Welten brengt in kaart wie er aan het hof werkten, en wanneer. Dames met klinkende namen als „Isabella barones de Constant Rebecque, geboren van Lynden van Hoevelaken” en „Louise Victoire hertogin van d’Ursel, geboren prinses Ferrero-Fieschi”. Minder adellijke, maar minstens zo onmisbare personeelsleden zijn in de vergetelheid verdwenen.

Lijn naar het heden

Naast het hof komt de politiek aan de orde; het waren geen gescheiden werelden. De auteur trekt dan opeens een lijn naar het heden, waarin „het politieke debat op een ongekende manier verhard en versplinterd” is. „Nu het anno 2023 zowel in Nederland als in België steeds moeilijker wordt om het land te besturen, ontstaat er allicht meer begrip voor de behoefte aan rust in post-napoleontisch Europa.” En dat relativeert dan de „lange traditie van geweeklaag over het ontbreken van politiek debat onder koning Willem I”. En saai –wil de auteur maar zeggen– was het rond de hardwerkende koning dus zeker niet.

Boekgegevens

19464101.JPG

”Dansen rond de troon van Willem I. De hoven in Den Haag en Brussel (1813-1830)”, Joost Welten; uitg. Sterck & De Vreese; 518 blz.; € 39,95

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer