„Zangzaad voor pechvogels”
„Een trooster komt eerst met een weegschaal en dan pas met een fruitschaal. Troost is niet een ontkenning maar een bevestiging van het verdriet.” Dat zei ds. A. F. Troost woensdagavond.
De hervormde predikant uit Heusden sprak in Leiden voor de theologische studentenvereniging op gereformeerde grondslag Synopsis Purioris Theologiae over ”Troost in lijden, de betekenis van pastoraat in crisissituaties”. De gemeentepredikant geniet bekendheid als samensteller van boeken met pastorale teksten.
Volgens ds. Troost is troosten niet moeilijk, maar wordt het wel vaak verkeerd gedaan. „Troosten is vooral luisteren, er zijn en laten merken dat je meeleeft. Dat kan zonder woorden of door eenvoudig te zeggen: „Mevrouw, wat moet het moeilijk voor u zijn om dit mee te maken.” In een zeker ziekenhuis lopen mensen rond met buttons waarop staat ”luisteraar”, zo belangrijk is goed luisteren. Troosten is vertrouwen bieden.”
Een tv zou ook troost kunnen bieden in de eenzaamheid, maar na de uitzending komt de kater. „Na een kerkdienst met troost blijft het lied, de liefde. Troosten is mensen wijzen op het Oosten, waar het Licht opgaat. Troosten is als een Noach de mensen meenemen in de ark over een oceaan van schuld.” De persoon van de trooster is belangrijk: „Hij moet zelf met graagte putten uit de bronnen van het heil. Het werk van een dominee is het verzamelen van zangzaad voor pechvogels.”
Het is nodig om niet te snel met wijze lessen te komen door te zeggen: „Je moet maar denken dat…” Ouderlingen moeten, aldus de predikant, niet meteen de wijsvinger uitsteken. „Ze kunnen daarmee mensen die toch al balanceren op de rand van de afgrond de doodsteek geven. We moeten mensen die verdriet hebben hun klaagzang laten zeggen.” Hij verwees naar Job, voor wie het ook moeilijk was om alle problemen te verwerken, inclusief de veroordelende woorden van zijn vrienden. Dat kon hij niet direct. Pas aan het einde was Job het met God eens en legde hij de hand op de mond.
Als de Heusdense predikant een pastoraal bezoek brengt, leest hij niet steevast uit de Bijbel. „Je hoeft niet altijd de Bijbel te trekken als een cowboy zijn revolver”, zegt hij. Als het uitkomt leest hij met liefde iets voor uit de Schrift, maar het gebeurt ook dat hij een boekje gebruikt met teksten en gedichten voor speciale gelegenheden of dat hij in het geheel niet leest. Zijn bedoeling is dat hij „vrij” naar de mensen toe kan gaan. „Ik weiger het om iets te moeten tijdens zo’n gesprek. Het kan zelfs zijn dat ik dan expliciet niet over God spreek, hoewel ik dat impliciet natuurlijk wel doe. Blijf je vrij voelen, dan houd je open oren en ogen om het leed te peilen. Luister goed en let op non-verbale signalen.”
Leest hij wel uit de Bijbel dan zijn het niet altijd troostende gedeelten zoals Psalm 23 en 2 Korinthe 1:4 en 5. Voor depressieve mensen kan hij bijvoorbeeld de geschiedenis van de moedeloze Elia in de woestijn lezen. Voor opstandige mensen kiest hij soms een gedeelte uit Klaagliederen 3, waar van God als van een loerende beer gesproken wordt. „Je moet met de woorden van de Schrift zo dicht mogelijk bij de mensen in hun situatie komen, zodat ze zich erin opgenomen voelen. Dat werkt bevrijdend. Het gebeurt dat mensen zich daardoor begrepen voelen en zeggen: Dat is precies mijn verhaal.”
Voor iemand die tobt over zijn eigen zielenheil is het niet goed om te zeggen dat hij een goed mens is. Het gaat, zo zegt ds. Troost, om de afbraak van de eigen zekerheid en het wijzen op Christus. „Er moet gezegd worden wat geloven is, namelijk als een piloot in dichte mist je toevertrouwen aan de stem van de verkeerstoren.”