Voes en Van Essen 500 jaar geleden verbrand op markt in Brussel
Ze waren de eerste volgelingen van de Reformatie die de marteldood stierven: Hendrik Voes en Jan van Essen. Het is zaterdag 500 jaar gelden dat ze op de brandstapel in Brussel stierven. Maarten Luther was van slag van hun dood.
De Grote Markt in Brussel is nu vooral het domein van toeristen. Ze vergapen zich aan de prachtige gevels van het stadhuis, het Broodhuis en de soms van goudverf blinkende woonhuisfaçades. Vooral in de weekenden en in vakanties kan het plein gevuld zijn met honderden mensen.
Op 1 juli 1523 was het er ook druk. Veel inwoners van Brussel waren afgekomen op de aankondiging dat er een ketterverbranding zou plaatsvinden op de markt. Het gerecht had een aantal augustijner monniken tot de dood veroordeeld vanwege lutheranisme, het volgen van de reformator Maarten Luther. Hoe kon het zover komen?
De Belgische ds. Harry Sinnaghel wijst erop dat het belangrijk is de gebeurtenissen van dat jaar in hun „historische context” te plaatsen. Ds. Sinnaghel is docent geschiedenis van het Belgisch protestantisme aan de faculteit voor protestantse theologie en religiestudies in Brussel.
De monniken die veroordeeld waren, kwamen uit het augustijnerklooster in Antwerpen. „De augustijnerkloosters in de Lage Landen maakten deel uit van de Keulse provincie van de orde. Het klooster van Enkhuizen en verschillende andere augustijnerkloosters in de Lage Landen, zoals in Ieper, Gent, Brugge, Maastricht, Dordrecht, Middelburg, Haarlem en Enkhuizen, sloten zich aan bij de Hervorming en onderhielden nauwe contacten met de augustijnen in Wittenberg, waar Luther actief was. In 1511 vestigden augustijner monniken uit Enkhuizen zich in Antwerpen. In 1513 stichtten zij er een klooster. Er waren acht augustijnen, onder leiding van prior Johan van Mechelen, die in Wittenberg had gestudeerd en eerder prior van Enkhuizen was geweest.” Korte tijd later, in 1517, publiceerde Luther zijn 95 stellingen.
Antwerpen was in die tijd „een kosmopolitisch centrum van handel en verkeer, en werd het centrum van het nieuwe denken”, stelt ds. Sinnaghel. „De ideeën en leringen van Luther drongen op twee manieren in de Lage Landen door: enerzijds via Duitse kooplieden die zijn geschriften uit hun vaderland meebrachten, en anderzijds via interne contacten tussen de augustijnerkloosters van Wittenberg en Antwerpen.”
In Antwerpen was de boekhandel zeer levendig, zegt de docent. „In het voorjaar van 1518 waren er al Nederlandse vertalingen van de teksten van Luther te koop”, aldus de docent.
In 1518 volgde Jacob Proost (1486-1562) Johan van Mechelen op als prior van het Augustijnenklooster in Antwerpen. „Jacob Proost studeerde met Luther in Wittenberg en behaalde daar in 1521 de graad in de theologie. Terug in Antwerpen richtte zijn prediking zich, net als die van Luther, op het bestrijden van aflaten, omdat in Antwerpen Italiaanse kooplieden aflaten hadden geleased en zij priesters inhuurden om ze aan te prijzen.”
Belangrijk voor het verloop van de geschiedenis is volgens ds. Sinnaghel ook de machtswisseling die in 1518 plaatsvond. „Op 12 januari stierf keizer Maximiliaan. Zijn kleinzoon Karel werd nu keizer Karel V. Daardoor stond nu een ultra-katholieke keizer aan het hoofd van het Heilige Roomse Rijk.” Een jaar later publiceerde paus Leo X de bul waarin hij Luthers leer veroordeelde, in 1521 excommuniceerde hij Luther.
Dat had ook zijn gevolgen elders in Europa, zegt ds. Sinnaghel. Zo richtten de pijlen van de inquisitie zich na Luthers veroordeling als ketter in Antwerpen op de augustijner monniken. In oktober 1522 werd in opdracht van aartshertogin Margaretha van Oostenrijk het augustijnenklooster in Antwerpen ontbonden en afgebroken, en de altaren van de Kerk van de Heilige Drie-eenheid met de grond gelijk gemaakt. De kerk werd omgevormd tot een parochiekerk – de huidige Sint-Andrieskerk, vertelt de Belgische predikant.
Fel
De zestien monniken uit het klooster worden naar Vilvoorde gebracht. In de gevangenis proberen Leuvense geestelijken hen terug te brengen bij de leer van Rome. Dertien herroepen, drie monniken blijven staande, een jonge monnik en Vos en Van Essen, ook wel gespeld als Voes en Van Esschen. Ze worden overgedragen aan de wereldlijke rechter en belanden in de gevangenis in Brussel.
Op 1 juli 1523 worden de drie naar de markt van Brussel gebracht in een plechtige stoet vol rooms-katholieke geestelijken. Vertegenwoordigers van de landvoogdes kijken vanuit het raadhuis toe.
Alle ogen zijn gericht op de drie monniken. Een franciscaan houdt een fel betoog tegen Luthers „dwaalleer”. Terwijl hij spreekt, ontwijdt een bisschop de jongste van de drie monniken. Alle drie laten ze het rustig over zich komen, vertelt de geschiedenis.
In het raadhuis worden zij overgedragen aan de beulen die het vonnis moeten uitvoeren. Ds. Sinnaghel: „Lambertus Thoren, de derde monnik, vroeg om vier dagen uitstel. Deze vier dagen werden vijf jaar in de gevangenis. Hij heeft nooit herroepen, en gedurende die vijf jaar werd hij verzorgd door een groep lutherse Brusselaars. In 1528 werd hij in het geheim vermoord en begraven te Vorst.”
De twee anderen, Vos en Van den Essen, worden naar buiten geleid, naar de rokende brandstapel. De twee zijn goedsmoeds. Ze vertellen het toegestroomde volk dat zij blij zijn „ontbonden te zullen worden en met de Heere Jezus Christus te zijn”. Ze hebben naar deze dag uitgezien, zeggen ze. Eenmaal op de brandstapel zijn ze „getroost, standvastig en moedig”, zo vertelt de geschiedenis. Steeds weer proberen priesters hen over te halen. Het heeft geen nut.
Ze zeggen de artikelen van de geloofsbelijdenis op en zingen het ”Te Deum Laudamus” (Wij loven U, o God) en daarna om de beurt een vers van ”Haec est crux desiderata” (Dit is het kruis waarnaar wij verlangd hebben). In de vlammen roepen ze steeds Jezus aan. Verlangend. Totdat de rook van het vuur hen verstikt. Overigens verschillen de beschrijvingen van deze gebeurtenissen nogal van elkaar.
Ze zijn de eerste twee martelaren die in de Nederlanden sterven vanwege het navolgen van de ‘nieuwe’ leer. Ds. Sinnaghel: „In de decennia daarna zouden er nog duizenden volgen. Daarnaast vluchtten tienduizenden, sommigen zeggen honderdduizenden, protestanten naar het buitenland, zoals de noordelijke provincies van de Lage Landen, Duitsland en Engeland.” In 1524 is het Antwerpse klooster met de grond gelijk gemaakt.
Koning
Even terug naar de Grote Markt. Vorige week was het er nog extra druk toen koning Willem-Alexander en koning Máxima er samen met het Belgische koningspaar waren. Ze brachten een staatsbezoek aan België. Vanaf het balkon van het prachtige Brusselse stadhuis keken ze uit over het plein waar eens de brandstapels branden. Zouden ze nog gedacht hebben aan het historische moment vijf eeuwen geleden?