Onderzoek: Deventer deed goede zaken met koek in koloniale tijd
Bakkers van de nog steeds bekende Deventer koek hebben goede zaken gedaan in de koloniale tijd. De koek van roggemeel, honing, water en specerijen was lang houdbaar en daardoor onmisbaar als voedingsmiddel op schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). De koek werd vanwege de lange houdbaarheid ook volop geëxporteerd naar Suriname, het Caribisch gebied en Oost-Indië. Koekenbakkers hebben er kapitalen aan verdiend, blijkt uit het onderzoek Deventer & Slavernij, dat het gemeentebestuur van de Overijsselse plaats heeft laten doen.
Dat Deventer een rol speelde in het slavernijverleden van Nederland was volgens de onderzoekers van de Overijsselacademie tot nu toe nagenoeg onbekend. Gebleken is nu dat Deventer vanaf de oprichting betrokken was bij de West-Indische Compagnie (WIC). Drie schepen van de WIC kregen de naam Deventer. Ook de VOC had een schip genaamd Deventer. Na de afschaffing van de slavernij kreeg een aantal voormalige slaven de achternaam Deventer. Ondertussen profiteerde in de Overijsselse plaats een aantal families van compensatiegelden die vanaf 1863 werden uitgekeerd voor het verlies aan arbeidskrachten.
De Deventer betrokkenheid betrof alle onderdelen van het koloniale systeem en alle gebieden in de Nederlandse koloniale wereld, aldus de onderzoekers. Talloze Deventenaren waren betrokken bij de VOC. Er werd veel geld geïnvesteerd in Azië. Deventer exporteerde behalve koek ook ijzerwerk zoals kogels en kanonnen en hout naar de koloniën. Deventer was bekend om de hoge kwaliteit van deze producten. In de stad waren veel winkels die koloniale waren zoals tabak, koffie en thee verkochten. Een enkele winkel bestaat nog steeds.
Het nu gepresenteerde onderzoek was een eerste verkenning. Omdat dat zoveel nieuwe gegevens heeft opgeleverd, adviseren de onderzoekers om nader onderzoek te doen, bijvoorbeeld naar de rol van Deventer bestuurders in de koloniën. Ook de achtergrond van de oprichting van de Rijks Middelbare Koloniale Landbouwschool, de Koloniale Landbouwtentoonstelling en het Koloniaal Museum in Deventer aan het begin van de twintigste eeuw zijn een nadere studie waard. De gemeenteraad van Deventer bespreekt het eerste onderzoek na de zomer.