In lessen over slavernij wordt bijvoorbeeld de actualiteit gebruikt, zoals het Jeugdjournaal. Ook komt slavernij aan bod in lesmateriaal over „burgerschap (vrijheid/onvrijheid en fundamentele mensenrechten), aardrijkskunde (hedendaagse vormen van uitbuiting wereldwijd) en literatuur”, zegt SLO.

Extra lesmateriaal vanuit ideële organisaties volgt ook vaak de actualiteit. „Daarmee neemt het aanbod van lesmateriaal over het slavernijverleden voor scholen ook toe”, concludeert SLO. Het curriculum beschrijft wat leerlingen moeten kennen en kunnen. De regering en Tweede Kamer bepalen het curriculum voor alle scholen.

Het expertisecentrum werkt momenteel aan het actualiseren van het curriculum. „Ook in het nieuwe curriculum krijgt het slavernijverleden weer een plek”, zegt de organisatie. Daarbij kijkt SLO naar de relevantie van onderwerpen en „welke historische kennis beschikbaar komt”. „Bijvoorbeeld onderzoek naar de rol van verschillende steden en provincies in de slavenhandel of plantage-economie en natuurlijk de rol van de Nederlandse staat en het koningshuis. Daarbij kan het slavernijverleden ook anders worden ingevuld dan nu het geval is, door meer aandacht te hebben voor verzet in Nederland en in de voormalige koloniën.”

Scholen kiezen zelf hoe zij invulling geven aan het vak geschiedenis op basis van de eigen visie, zegt SLO. Ook de Canon van Nederland, de lijst van belangrijke gebeurtenissen, personen en voorwerpen uit de geschiedenis, besteedt aandacht aan slavernij. De Canon is geen verplichte lesstof, maar kan als inspiratie dienen.