Niet schilderen met handboeien om
Titel:
”Kaart voor verdoolde geliefden”
Auteur: Nadeem Aslam
Uitgeverij: Mouria, Amsterdam, 2004
ISBN 90 4585 051 6
Pagina’s: 447
Prijs: € 22,50. Elf lange jaren werkte Nadeem Aslam aan zijn roman ”Kaart voor verdoolde geliefden”. Vanwege dit boek werd hij gedoodverfd als de nieuwe Salman Rushdie. Maar Aslam trekt niet de hoedanigheid van de profeet Mohammed in twijfel. Hij brengt veeleer de ingewikkelde en verstikkende cultuur van immigranten in Groot-Brittannië minutieus in beeld. Een fatwa hoeft hij daardoor niet direct te vrezen.
”Kaart voor verdoolde geliefden” omvat een jaar in de Noord-Engelse industriestad Dasht-e-Tanhaii, een fictieve naam die ”woestijn der eenzaamheid” betekent. In een wijk van Dasht-e-Tanhaii woont een grote Pakistaanse kolonie, waar de zeden en mores uit het land van herkomst domineren.
Shamas is de hoofdpersoon. Hij is boekhandelaar, ex-dichter, beheerst het Engels en is het voorbeeld van de redelijk geïntegreerde allochtoon. Hij had best uit zijn beklemmende milieu kunnen stappen, maar kiest er uit trouw en loyaliteit toch voor er te blijven.
Deze Shamas is getrouwd met Kaukab, een strenggelovige vrouw die nauwelijks Engels spreekt en de islamitische wet (sharia) boven die van haar nieuwe vaderland stelt. Tegen haar dochter: „Je mag dan voor de Britse wet gescheiden zijn, dat is niet gebeurd voor een islamitisch hof. Ik geloof niet in het Britse rechtsstelsel, ik geloof in de islam.”
Dat is de devote Kaukab ten voeten uit. Ze mijdt contact met blanken en andere zondige wezens in het vijandige Engeland. Ondanks haar rechtlijnige opvattingen komt Kaukab oprecht over: ze is authentiek. Shamas is mild en vooruitstrevend. Maar uiteindelijk moeten mensen als hij in Dasht-e-Tanhaii het afleggen tegen de diehards in de sterk gesloten immigrantengroep.
Shamas en Kaukab hebben drie kinderen: zij leven zelfstandig en twee van hen zijn gescheiden, dat laatste tot verdriet van Kaukab. Het zijn Ujala, Charag en Mah-Jabin. Dan worden Jugnu, de broer van Shamas, en diens vriendin Chanda (al twee keer getrouwd) vermoord. Chanda’s twee broers hebben een afschuwelijk einde gemaakt aan deze in hun ogen verderfelijke relatie. Jugnu en Chanda wonen naast Shamas en Kaukab. Het is een geval van eerwraak, want het islamitisch recht moet nu eenmaal zijn loop hebben.
Absurditeit
Nadeem Aslam toont in zijn boek aan hoe genadeloos de wereld van moslims kan zijn. Haarscherp legt hij de absurditeit bloot van de gevolgen van godsdienstige excessen. Een vrouw wordt door haar man in een dronken bui verstoten. De man hoeft daarvoor maar drie keer het woord ”talaaq” uit te spreken. De volgende dag borrelt het berouw in hem naar boven, maar nu kan hij niet meer terug. Voor hij zijn vrouw kan hertrouwen moet zij eerst met een ander in het huwelijk treden en door die man worden weggestuurd. Of neem de broers van Chanda: zelf betrokken bij heroïneschandalen en overspel en dan vanwege de religieuze code hun zus en haar geliefde in koelen bloede om het leven brengen?
Het in lyrische taal geschreven boek -met veel verwijzingen naar de literatuur van de islam en sprookjes van duizend-en-een-nacht - is een aaneenrijging van taferelen waarin nogal wat bloed vloeit. Eigenlijk lijkt maar één ding belangrijk: het verwekken van zoons en het uitroeien van overspel te midden van veel gissing en roddel. Zo heeft de niet geheel onbekende Nederlandse auteur Betsy Udink (die als vrouw van een ambassadeur in tal van islamitische landen woonde) uitputtend beschreven hoe vrouwen in Pakistan maar al te vaak het slachtoffer vormen van eerwraak, psychische beschadiging, incest, inteelt en gedwongen huwelijken.
Shamas staat met één been in de westerse wereld; Kaukab kijkt net als de vrouw van Lot alleen maar achterom. Was ze maar in Pakistan gebleven en was ze haar man, de dromer, maar niet naar het Sodom en Gomorra achternagegaan. Nu zit ze met de gebakken peren van ongehoorzame kinderen die steeds meer in de ban van de moderniteit en mondigheid geraken. Daarmee werkt de auteur Shamas en Kaukab uit als tegenpolen die niettemin bij elkaar blijven. Zij, de conservatieve vrouw die zoons moet opvoeden tot echte mannen en dochters tot gehoorzaamheid, trekt aan het langste eind.
Confronterend
Deze roman werkt confronterend, ook naar christenen en joden toe. Hoe meedogenloos kan de gereformeerde gezindte niet zijn ten opzichte van dissidentie-in-eigen-kring? Toont Robert Haasnoots ”Waanzee” niet aan waar het in bevindelijke kring op kan uitlopen? Ook komen Chaim Potok en zijn boeken over de joodse orthodoxie even om de hoek kijken. Shamas’ en Kaukbabs zoon Charag is kunstenaar (Asher Lev). Hij toont op een gegeven moment thuis zijn ”Ongeknipt Zelfportret” en ziet de ontsteltenis op het gelaat van zijn moeder. „Wat ik hier probeer te zeggen, is dat het de eerste gewelddaad was die me werd aangedaan in naam van een religieus of sociaal systeem”, zegt hij dan, doelend op de besnijdenis. Kaukab vindt het schandalig, maar hij probeert haar te verduidelijken dat het schilderij metaforisch bedoeld is. „Jugnu heeft me geleerd dat we moeten proberen los te komen van alle banden en beperkingen die bemoeizuchtige groeperingen uit eigenbelang hebben bedacht”, verklaart Charag. Zijn moeder rechtvaardigt de excessen van de eerwraak door te zegen dat Jugnu gestorven is door zijn levenswijze, waarop Charag haar erop wijst dat hij niet gestorven, maar vermoord is. Zijn keus, zo zegt hij dan: Hij kan niet schilderen met handboeien om.
Vertekening
Dat lijkt mij de crux van deze roman. Wie schildert met handboeien om, is gevangen en vertekent de werkelijkheid. Dat is iets wat ook opgaat in andere aspecten van het leven. Asleem stelt wel dat alleen de kunst een vlucht kan zijn uit de islam. Charag met zijn geëngageerde schilderijen is de enige in het boek die een brug slaat tussen de werelden van Pakistan en Engeland. Ook Ujala roept zijn moeder ter verantwoording. Hij heeft de koran in het Engels gelezen en niet zoals zij alleen maar in het Arabisch, opdreunend „zonder te weten wat de woorden betekenen, als kauwgom voor de hersenen.” Maar Kaukab noemt straffen als steniging legitiem en van goddelijke oorsprong.
Wie als christen met een moslim één front wil vormen tegen het liberale secularisme, zou dit boek eens moeten lezen. Dan krijgt hij een idee hoe ver de islamitische cultuur van de christelijke afstaat. Abortussen komen bijvoorbeeld veel voor in de wereld die Nadam Asleem schetst. Vrouwelijke embryo’s zijn sowieso niet veilig. Chanda’s broer Barra en zijn vrouw krijgen een baby. Ze hebben al vijf dochters en willen er liever niet nog een, gezien de problemen bij het zoeken van al die geschikte huwelijkspartners. Dus gaat het paar naar een abortuskliniek en laat de vrouw de zwangerschap onderbreken zodra uit de test blijkt dat het een meisje is. Dan blijkt er sprake van een fout. De artsen zeggen dat ze zich hebben vergist en dat het wel een jongetje was. Barra ziet abortus van een meisje niet als een probleem. Maar als het om een jongen gaat, is het wat anders. „Ze hebben mijn zoon vermoord, ze hebben mijn zoon vermoord.”
Geloofwaardig
Het boek van Nadeem Aslam bevat ongetwijfeld autobiografische elementen. De schrijver werd in 1966 in Pakistan geboren en kwam als 14-jarige jongen naar Engeland, nadat zijn vader, een communist en dichter, moest vluchten voor het regime van Zia ul-Haq. Hij kent het immigrantendecor in Engeland van binnenuit. Dat maakt dit boek geloofwaardig.
Zelf is Aslam, die in 1993 ”The Season of the Rainbirds” publiceerde, na een ongelovige periode sinds 11 september 2001 weer teruggekeerd in de schoot van de islam. Hij wil aantonen dat de islamitische wereld net zo divers is als de christelijke. Ook binnen de islam zijn er normale en goedwillende mensen, die, net als hij, ver afstaan van Bin Laden en consorten. Aslam meent dat de islam in oorlog is met zichzelf. Daarmee is zijn roman een aanklacht tegen misstanden die in naam van het islamitische geloof worden begaan. Het zijn dezelfde misstanden die Ayaan Hirsi Ali in Nederland aan de kaak stelt.