Nieuw leven voor een aardbevingsslachtoffer in orgelbouwmuseum Ostheim
Het is niet doorsnee. Ouders die hun dochter op haar trouwdag een pijporgel cadeau doen. In het orgelbouwmuseum in het Duitse Ostheim vor der Rhön staat zo’n geschenk te pronken. Ook een aardbevingsslachtoffer en een begraafplaatsvondst kregen er onderdak.
Wat zich binnen de muren van Slot Hanstein bevindt, laat zich raden. De metershoge orgelpijp aan de gevel spreekt boekdelen. Evenals een VW-busje met het opschrift ”Hoffmann & Schindler – 400 Jahre Orgelbau in Ostheim”. Twee werknemers van deze orgelbouwer sjouwen een gerestaureerde speeltafel naar binnen. Ze volgen de aanwijzingen van Ulrike Röhrig, die de dagelijkse leiding over het orgelbouwmuseum heeft.
Ostheim ligt aan de bovengrens van de Duitse deelstaat Beieren op ruim 500 autokilometers van Utrecht. Zo’n dertig jaar geleden maakten ziekenhuisbedden in het witgepleisterde slot plaats voor alles wat des orgels is.
Sindsdien voeren tientallen pijporgels, harmoniums en orgelmaterialen bezoekers terug in de tijd. Want het museum biedt niet alleen zicht op 400 jaar orgelbouwtraditie in het stadje zelf, maar toont ook hoe het ruimhartig plaats biedt aan instrumenten van buiten de landsgrenzen.
Monnik
De goedlachse Röhrig laat het graag zien én horen. Iedere bezoeker kan desgewenst met haar mee. Daarvoor komt 5 euro boven op de toegangsprijs van 3 euro voor volwassenen. Tijdens een rondleiding kan Röhrig wel wat hulp gebruiken, want de nodige orgels krijgen hun lucht via een met de hand bediende blaasbalg.
Bijzonder is het Theophilusorgel. Een nieuw instrument, gebouwd volgens de aanwijzingen van de 12e-eeuwse monnik Theophilus. Niet geschikt voor een virtuoos preludium, wel bruikbaar om met één aanhoudende noot de gregoriaanse zang te begeleiden, vertelt Röhrig. „Om de maten van de pijpen aan te duiden, gebruikte Theophilus de afmeting van een kwartelei.”
Hoofdbrekens
Een pronkjuweel is het zes stemmen tellende positief uit 1646 van Manderscheidt. „Deze orgelbouwer was beroemd in zijn tijd en heeft naar schatting 200 van dit soort huisorgels gemaakt. Ze stonden in heel Europa. Het kostte de nodige hoofdbrekens om dit instrument te reconstrueren, want het was zwaar beschadigd tijdens de Tweede Wereldoorlog. De orgelkas was een ruïne en werd gevonden in een kapel op een begraafplaats. Slechts drie originele pijpen waren nog aanwezig.”
Een volgend topstuk in de collectie is een fraai beschilderd orgel uit 1765. Een boer uit het Zwitserse district Toggenburg deed het destijds cadeau aan zijn dochter toen zij trouwde. „Het is nog origineel, op de windmotor na”, weet Röhrig.
Ze legt uit waarom rijke Zwitserse boeren kozen voor zo’n huwelijksgeschenk. „In de 18e eeuw werden orgels uitgebannen in de calvinistische kerken. Dankzij een huisorgel konden mensen thuis muziek maken. Ze zongen niet alleen geestelijke liederen bij zo’n instrument, maar gebruikten het ook bij feestelijke gelegenheden.”
De protestanten hadden het destijds zwaar. „Toggenburg was onderdeel van het rooms-katholieke kanton Sankt-Gallen. De protestanten werden er niet meer dan gedoogd.”
Smarties
Een zogeheten intoneerlade zorgt voor een ontspannen intermezzo. Normaal gesproken gebruikt een orgelbouwer zo’n lade om de klank van de pijpen bij te schaven. In Ostheim is de intoneerlade bedoeld om kennis te maken met pijpen in allerlei vormen en klanken van hoog tot laag te ontdekken. Ook kinderen zullen het leuk vinden om op het knopje bij elke pijp te drukken, zodat die tot klinken komt. Al was het maar vanwege de koker waarin ooit Smarties zaten, een vreemde én leuke eend in de bijt, waar verrassend genoeg muziek uit komt.
Sowieso komen niet alleen volwassenen, maar ook kinderen aan hun trekken in het museum. Overal waar een kinderbord hangt, valt iets te ontdekken voor de jeugd.
Slachtoffer
Op de bovenste verdieping van het meer dan 20 meter hoge slot neemt de romantiek een prominente plek in. Röhrig neemt plaats achter het klavier van een instrument uit 1900, gebouwd door Eduard Hofmann. Haar laarzen gaan uit en krijgen een plekje naast de orgelbank. „Achtvoetsregisters maken hier de dienst uit, de hoogst klinkende stem is een Octaaf 4’.”
Bezoekers van het orgelbouwmuseum kunnen zich ook vergapen aan harmoniums, accordeons en orgelmakerswerkplaatsen.
Het laatste station van de rondgang betreft een Italiaan met een bewogen geschiedenis, gebouwd rond 1843 door Vincenzo Ragone. Röhrig: „Dit is een aardbevingsslachtoffer. In 1980 zijn bij een zware aardbeving in Zuid-Italië de nodige kerken en orgels verwoest. Dit instrument was er mede door waterschade niet best aan toe. Het werd hier bij stukjes en beetjes gerestaureerd. Dat bleek een enorm gepuzzel, omdat de onderdelen in schoenendozen zaten. Maar nu staat er een instrument dat voor bijna 95 procent origineel is.”
Röhrig opent een deurtje links van het klavier. Daarachter bevindt zich een nachtegaal: drie orgelpijpen, die omgekeerd in een waterbak staan. Mede dankzij dit register zingt het orgel weer dat het een lieve lust is.
Meer informatie: orgelbaumuseum.de