Cultuur & boeken

Sombere zoektocht naar de ziel

Titel:

Hans van der Ploeg
17 April 2002 07:13Gewijzigd op 13 November 2020 23:31

”Demonen van de middag. Een persoonlijke geschiedenis van depressie”
Auteur: Andrew Solomon; vert. Tinke Davids
Uitgeverij: Anthos, Amsterdam, 2002
ISBN 90 414 0338 8
Pagina’s: 584
Prijs: € 37,90. De meeste depressieve patiënten kunnen met geen mogelijkheid hun somberheid verklaren. Misschien liet Shakespeare daarom Antonio in ”De koopman van Venetië” uit 1596 beginnen met: „In sooth, I know not why I am so sad.” Toch stak er een oorzaak achter Antonio’s droefheid. De koopman was niet verliefd, zoals een van zijn vrienden opperde, maar tobde met gigantische geldproblemen. De Amerikaanse schrijver Andrew Solomon (1963) beleefde daarentegen zijn eerste depressie als een overval. Solomon had geen idee wat de oorzaak kon zijn.

In de psychiatrie werd tot voor kort onderscheid gemaakt tussen depressies die het gevolg waren van een ramp of een groot verlies en depressies die zomaar uit de lucht vielen, wat veel weg had van een griep die maar niet overging. Dit onderscheid tussen een ”reactieve” en een ”endogene” of ”vitale” depressie wordt de laatste tien jaar niet meer gemaakt, schrijft Solomon terecht in zijn onlangs in het Nederlands verschenen boek ”Demonen van de middag”. Hij verzuimt erbij te vertellen dat het verdwenen onderscheid een bewijs is van de wereldwijd toegenomen invloed van het Amerikaanse classificatiesysteem, de ”Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders”, waarin dit verschil niet meer bestaat. Met als gevolg dat ook het verschil in behandeling -praten bij patiënten met een reactieve depressie en pillen bij een vitale depressie- geheel verdwenen is. Elke depressieve patiënt krijgt nu een combinatie van gesprekken en antidepressieve medicijnen.

Ovidius
Een mooi voorbeeld van een reactieve depressie, vreemd genoeg vaak over het hoofd gezien in de depressieliteratuur, is ”Tristia” van de Romeinse dichter Ovidius, die leefde van 43 voor tot 17 na Christus. Op het toppunt van zijn roem wordt Ovidius op zijn vijftigste op last van keizer Augustus uit Rome verbannen naar Tomi bij de Zwarte Zee. Vermoedelijk was de keizer misnoegd over Ovidius’ dichtbundel ”Ars Amatoria” (De kunst van het minnen) en een door Ovidius begane fout, waarover de dichter zelf nogal geheimzinnig doet. De sombere ballingschapsgedichten in ”Tristia”, waarvan in 1995 en 1998 nog twee uitstekende Nederlandse vertalingen zijn verschenen, lezen als één lange jammerklacht over het verlies van en verlangen naar de stad Rome. Het doet denken aan het geween van de Israëlieten in ballingschap (Psalm 137:1): „Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion.”

Het liefst keert Ovidius nog vandaag terug naar Rome, naar zijn vrouw, die hij daar achterliet om hun beider bezittingen te blijven beheren. In 3300 versregels klaagt Ovidius over het nare klimaat, de agressieve, ongeletterde barbaren ter plekke, de achteruitgang van zijn taalbeheersing en het gemis van gecultiveerd publiek dat hem om zijn gedichten bewondert. Ovidius overdrijft waarschijnlijk over het gebrek aan beschaving en het gure klimaat in Tomi, maar zijn verzen spreken boekdelen: „Ik mis jullie, ik heb heimwee en ik ben er beroerd aan toe.” Zijn ellende inspireert hem tot vrij eentonige poëzie, maar het is zijn enige geneesmiddel tegen melancholie: „Sinds ik ten onder ging, ben ik de bard van mijn plotseling vallen; voor de stof die ik bezing, ben ik zelf de leverancier” (Tristia, V, i, 9-10). Naarmate de ballingschap duurt en de kans op terugkeer kleiner lijkt, worden zijn gedichten zwaarmoediger: „Mijn wond lijkt vers, ik voel hem nog aldoor.” Ovidius is nooit meer naar Rome teruggekeerd.

Ingrijpende ervaring
De depressie die Andrew Solomon in haar greep kreeg, verscheen volkomen ”out of the blue”, zonder enige aanleiding. Dat heette tot voor kort een vitale depressie, waarbij antidepressieve medicatie beter zou werken dan inzichtgevende gesprekken. Net als Ovidius is Solomon bij het begin van deze ramp reeds een succesvol auteur, die heel Amerika rondreist om lezingen te geven. In ”Demonen van de middag” doet hij onbekommerd verslag van zijn diepingrijpende ervaring met inmiddels drie zware depressies.

Zijn moed daarover openhartig te schrijven dwingt bewondering af, maar in zijn ijver alles, maar dan ook werkelijk alles op te willen diepen over depressies, laat hij soms lelijke steken vallen. Hoewel de schrijver met dit boek de National Book Award 2001 voor non-fictie ontving, vind ik de overdaad aan informatie, de rommelige structuur en de gebrekkige compositie een probleem. Aan alles heeft de schrijver gedacht: de betekenis en soms falende genezingskracht van het geloof bij depressieve mensen, de invloed van bekende depressieve politici op de beeldvorming bij het publiek, de zin en onzin van psychotherapie bij depressies, het gebruik van internet en e-mail om ervaringen uit te wisselen met lotgenoten, en het zelfmoordvraagstuk met de door haarzelf geregisseerde dood van zijn moeder. Je kunt het zo gek niet bedenken of het staat in zijn boek. Alsof Solomon ”The Anatomy of Melancholy” van Robert Burton dunnetjes over heeft willen doen.

De onheilspellende titel verwijst naar Psalm 91:6, dat gaat over godsvertrouwen in gevaren, „voor de pestilentie, die in donkerheid wandelt; voor het verderf dat op de middag verwoest”, zoals de Statenvertaling zegt. Net als de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap spreekt de Statenvertaling dus helemaal niet van demon, maar van verderf. Terwijl de „pestilentie die in donkerheid wandelt” verwijst naar duivels die opdoemen in de slaap, zegt Solomon, verwijst de „demon van de middag”, oorspronkelijk ”daemonio meridiano” in de Latijnse Vulgaat, naar melancholie (de oude benaming van depressie). De uitdrukking ”demon van het middaguur” maakt volgens Solomon pijnlijk tastbaar dat er bij depressies iets duivels is binnengeslopen in de ziel.

Traditie
In de geschiedenis is Solomon lang niet de eerste die bakken ellende over de argeloze lezer heen kiepert. Hij staat in een lange traditie van zichzelf respecterende heren die, na herstel van een depressie, aan de hele wereld willen uitschreeuwen hoe erg hun depressie was. Er zitten beterweters bij die hun doel voorbijschieten en auteurs die aan het preken slaan. „Luister naar de mensen die van je houden; wees dapper, wees sterk, slik je pillen, doe aan lichaamsbeweging, eet, zelfs als je voedsel je tegenstaat”, noteert Solomon apodictisch.

Buiten kijf staat dat schrijvers als Solomon het erg goed bedoelen. Ze willen voorkomen dat anderen hetzelfde mee moeten maken. Klassiek is de reeds genoemde Burton, de don uit Oxford, die in zijn boek van 1621 een overstelpende hoeveelheid materiaal over depressies bijeen wist te brengen. Minder bekend is Thomas de Quincey, die in 1821 lucht gaf aan zijn opiumverslaving én vele depressies in ”Confessions of an English Opium Eater” (in 1998 in het Nederlands uitgebracht). Grote indruk maakte ”Ver heen” (1988) van de onlangs overleden professor P. C. Kuiper, zelf psychiater, maar het allerbeste boek vind ik nog steeds ”Darkness visible” (1991) van de Amerikaanse schrijver William Styron. Van een bijzonder hoog schreeuwgehalte getuigt de roman ”Tussen mes en keel” (1997), gebaseerd op de ervaringen met depressie van de schrijver Geerten Meijsing. Als voorbeeld van een auteur die op grond van eigen ervaring de wijsheid over depressies in pacht meent te hebben, noem ik ten slotte de Britse embryoloog en tv-man Lewis Wolpert met ”Malignant Sadness. The Anatomy of Depression” (1999).

Solomon heeft met zijn narcistische en theatrale trekken veel weg van de hoofdpersoon uit Meijsings roman. Door hun expressieve en temperamentvolle eigenschappen krijgen hun verhalen kleur en verbeeldingskracht. Het is nog te vroeg om te bepalen of Solomon de Burton van onze tijd is. In elk geval is zijn boek toegankelijker dan dat van Burton. Bovendien is er één groot verschil met eerdergenoemde schrijvers: Solomon is jonger, een moderne yup die, twijfelend aan zijn seksuele geaardheid, het met mannen én vrouwen probeert.

Waarom hij toch depressief werd, is hemzelf onbekend. Zijn moeder was drie jaar tevoren overleden, maar dat leek hij juist goed te hebben verwerkt. Zijn carrière als schrijver kende een opgaande lijn. Van een nare jeugd of een afschuwelijk trauma was evenmin sprake. Zelf denkt Solomon dat de oorzaak van zijn depressie niet ligt in gebrek of een of ander menselijk tekort, maar juist in een teveel van alles: luxe, liefde, seks, succes en veel te veel geld, met verveling als gevolg. Dat noemde men in vroeger tijden ”acedia”, of ledigheid, door de Schotse arts George Cheyne in 1733 ironisch omgedoopt tot ”Engelse ziekte”, een aandoening die voorkwam bij de elite.

Vernietigingsdrang
Mensen met een geagiteerde depressie met angst en radeloosheid kunnen een niet te stuiten vernietigingsdrang manifesteren. Sommigen gaan daarin zo ver dat ze aarde uit plantenbakken eten of hun polsen doorsnijden. Solomon gaat nóg verder. Om aids op te lopen heeft hij seks met vieze oude mannen in een Londens park. Aids verschaft hem de reden suïcide te plegen. Na vijftien onveilige contacten wordt hij bang dat hij anderen besmet. De HIV-test blijkt negatief, de depressie is geweken.

Volgens Solomon duikt het woord suïcide kort na de publicatie van Burtons boek voor het eerst op. Fout. Het woord ”suicidium” zou in het klassieke Latijn van Cicero zijn verstaan als ”zwijnsdoding” (”sus” betekent zwijn) en niet als zelfmoord. Lang werd aangenomen dat het woord pas tegen het midden van de zeventiende eeuw voor het eerst verscheen. De Nederlandse oud-historicus Anton van Hooff ontdekte in 1991 een vroegere aanduiding van ons begrip suïcide, uit 1177.

Tragisch is de geschiedenis van de befaamde Nederlandse latinist Caspar Barlaeus (1584-1648), die de waan van glas of stro te zijn beschreef. Volgens Solomon leed Barlaeus zelf ook aan een glaswaan, maar een veel belangrijker aspect noemt hij niet: Barlaeus werd geplaagd door een viertal depressies. In 1617 werd hij in Leiden benoemd tot hoogleraar in de logica, maar vanwege zijn remonstrantse levensovertuiging moest hij daar na twee jaar al weer weg. Pas in 1631 kreeg hij een eervolle benoeming aan het Athenaeum Illustre van Amsterdam. Zijn depressie dook toen weer in alle hevigheid op, beginnend met heftige angst om in het openbaar te spreken. De vierde depressie begon in de herfst van 1647, die na korte tijd overging in een toestand van opwinding (hypomanie). Medio januari 1648 ging het verhaal dat Barlaeus plotseling onder duistere omstandigheden was overleden. Men heeft hem dood uit de regenput van zijn huis gehaald. Waarschijnlijk dus een zelfmoordgeval.

Levensgevaarlijk
Zelf is de schrijver niet gelovig, maar in diepe ellende bidt hij tot een God in wie hij nooit had geloofd. „Ik smeekte om verlossing, ik zou met vreugde een pijnlijke dood zijn gestorven, hoewel ik te mat, te lethargisch was om zelfs maar te denken aan zelfmoord. Elke seconde dat ik leefde, deed me pijn.”

Een depressie is een levensgevaarlijke ziekte. Niettemin meent Solomon dat zij hem tot een completer mens heeft gemaakt: „Ik vond het vreselijk om depressief te zijn, maar tijdens een depressie heb ik ook mijn eigen omvang, het volledige bereik van mijn ziel ontdekt.”

Laat ik maar toegeven dat ik Solomons boek een knappe prestatie vind. Zijn beschrijving van het eindeloze gegoochel met pillen en de innerlijke strijd van zichzelf en zijn lotgenoten is herkenbaar en erg realistisch. In tegenstelling tot Antonio, de koopman van Venetië, die beweerde niet te weten waarom hij zo somber was, heeft Solomon van zijn depressie geleerd.

Hans van der Ploeg is psychiater bij het Delta Psychiatrisch Ziekenhuis te Poortugaal.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer