Bewindslieden kritisch bevraagd over aanpak racisme
Zo’n 150 (jong)volwassenen met een Afro-Caribische achtergrond hebben maandagavond een stevig gesprek gevoerd met onderwijsminister Robbert Dijkgraaf en staatssecretaris Alexandra van Huffelen (Koninkrijksrelaties) over de doorwerking van het slavernijverleden. De aanwezigen hoopten op concrete toezeggingen op hun ideeën, maar die bleven vooralsnog uit.
Het gesprek werd gevoerd tijdens de eerste editie van Collegetour, in een reeks van vier. De bijeenkomsten zijn opgezet vanuit verschillende ministeries om input te krijgen voor hun antidiscriminatiebeleid. De eerste drie edities zijn bedoeld om de dialoog aan te gaan over de doorwerking van het slavernijverleden. In de laatste editie wordt gereflecteerd op de genoemde ideeën, en worden de hierop volgende stappen benoemd.
De (jong)volwassenen opperden verschillende ideeën. Van een fiscale regeling voor nazaten, bijvoorbeeld door kwijtschelding van de studieschuld, tot 1 juli, de dag van de afschaffing van de slavernij, tot nationale feestdag te maken.
Verder vroeg iemand zich af hoe het kan dat de beweging tegen genderdiscriminatie zo veel sneller lijkt te gaan dan de strijd tegen racisme. Een ander wilde meer mensen van kleur in het kabinet. „Ik kan niet 100 procent vertrouwen dat jullie mijn pijn en die van mijn voorouders voelen”, lichtte hij toe. „We hebben inderdaad meer nazaten van tot slaaf gemaakten nodig”, aldus de staatssecretaris. Ook de minister was begripvol, maar vond het tegelijkertijd ook pijnlijk. „We zitten meer op een lijn dan je denkt”, zei hij tegen de inbrenger.
Meerdere mensen verzochten om een herziening van de geschiedenisboeken op scholen, omdat deze veel stereotyperingen en racisme bevatten. Dijkgraaf stemde hiermee in, maar gaf aan dat het tijd kost. Dit vond Van Huffelen te makkelijk. „Robbert, aan de boeken kan je toch best iets doen als onderwijsminister?”
Na afloop van de eerste editie van Collegetour sprak Dijkgraaf van een „hele fijne sessie” met „concrete vragen en suggesties”. Hij voegde daaraan toe dat het ook ging over verzoening, het is volgens de minister namelijk niet alleen een kwestie van „beleidsnota’s en wetten”. Van Huffelen zei „zeker iets te kunnen” met de genoemde ideeën. Ze noemde het gesprek „super belangrijk”, maar voegde daaraan toe dat „we ook dingen moeten doen”.
De aanwezigen waren niet tevreden, ze vonden de antwoorden „te politiek”. Wel spraken ze van „een goede eerste stap”, maar de volgende keer willen ze concrete plannen horen.