Meditatie: Zeer begerig
2 Korinthe 5:9
„Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, hetzij uitwonende, om Hem welbehaaglijk te zijn.”
Deze welwillendheid openbaart zich op deze wijze: Gods kinderen zullen werkzaam genegen zijn om Gods wil te doen, om Hem te behagen en te leven op een wijze die Hem welbehaaglijk is (2 Korinthe 5:9): Daarom zijn wij ook zeer begerig… om Hem welbehaaglijk te zijn. Paulus bad voor de gemeente dat ze mocht wandelen waardiglijk de Heere, tot alle behagelijkheid, in alle goede werken vrucht dragende, en wassende in de kennis van God (Kolossenzen 1:10). Zo wilde de bruid aan Christus van haar specerijwijn te drinken geven, en van het sap van haar granaatappels; ook had zij allerlei edele vruchten voor Hem weggelegd en wilde Hem alleszins haar liefde geven (Hooglied 7:12,13).
Hij zal hartelijk wensen dat anderen aan Hem hun liefde mochten geven, en dat ze Hem veel die eer, gehoorzaamheid en dienst mogen toebrengen die Hem toekomt. Ook heeft hij de genegenheid en het pogen om anderen daartoe te brengen door onderwijs en vermaning. Het zal hem bitter en smartelijk vallen als hij bemerkt dat anderen dat niet doen, maar wel het tegendeel doen, en wel in het bijzonder als hij zelf zijn plicht schandelijk heeft nagelaten en Hem reden van ongenoegen gegeven heeft. Dat zal hem smarten, zoals de bruid zei, toen ze zich onvriendelijk jegens Hem gedragen had: Mijn ingewand werd ontroerd om Zijnentwil (Hooglied 5:4,5).
Jacobus Koelman, predikant te Sluis
(”Van de liefde tot de Heere Jezus”, 1690)