De provincie had in de begroting 842 miljoen euro aan uitgaven opgenomen, maar die bleven beperkt tot bijna 790 miljoen. Daar stond bijna 830 miljoen euro aan inkomsten tegenover. Ruim 40 procent daarvan kwam binnen via de zogeheten provinciale opcenten van de motorrijtuigenbelasting.

De jaarrekening van Zuid-Holland eindigde 51,6 miljoen euro in de plus. De jaren daarvoor hield de provincie steeds ook tientallen miljoenen over. Het leidde tot een motie van SGP, genaamd ‘niet oppotten maar inzetten’. De partij pleitte ervoor dat een deel van het ‘overgebleven’ geld dit jaar wordt gebruikt om alsnog enkele niet gerealiseerde ambities te verwezenlijken.

„Het gaat om geld van de inwoners van Zuid-Holland”, zegt Statenlid Nico de Jager. „Dit geld wordt niet uitgegeven, maar vloeit terug naar de reserves omdat de provincie niet de capaciteit heeft om de ambities uit te voeren. Dat is ieder jaar weer zo. Mijn voorstel is om dit geld juist wél voor die ambities te gebruiken.”

Volgens Baljeu heeft de provincie extra personeel nodig, zoals ecologen. „Als we de mensen niet hebben, kunnen we het geld niet altijd uitgeven. Dan blijft er geld over in de jaarrekening.” Ze schat dat Zuid-Holland zo’n honderd vacatures heeft. „We moeten in onze omgeving ook concurreren met ministeries en gemeenten. We proberen te realiseren wat we hebben afgesproken, maar dat lukt niet altijd. En soms blijft er budget over omdat we effectiever werken dan begroot.”

De motie van SGP werd met 30 tegen 20 stemmen verworpen. De vijf beoogde coalitiepartijen (BBB, VVD, GroenLinks, PvdA en CDA) stemden allemaal tegen. Een motie van D66, ChristenUnie, SGP en de Partij voor de Dieren om voortaan meetbare doelstellingen te koppelen aan de beleidsambities, kreeg wel een ruime meerderheid. De jaarrekening werd ook aangenomen (42-8). Alleen de PVV, JA21 en Forum voor Democratie stemden tegen.