Hoge Raad oordeelt over Franse hack cryptotelefoons
De Hoge Raad komt dinsdag met antwoorden op vragen die de rechtbanken in Leeuwarden en Zwolle aan het rechtscollege hebben voorgelegd over het gebruik van ontsleutelde cryptocommunicatie. Bij beide rechtbanken spelen strafzaken waarin het Openbaar Ministerie die communicatie als bewijs heeft opgevoerd. De informatie komt uit in Frankrijk gekraakte servers van cryptotelefoons.
Het gaat om berichten die door verdachten in die zaken zijn uitgewisseld met cryptotelefoons van de zogeheten dienstverleners EncroChat en SkyECC. Hun servers stonden in Frankrijk; deze zijn door Franse opsporingsinstanties gekraakt, waardoor zij vervolgens berichten van criminelen live konden meelezen. Frankrijk heeft de onderschepte communicatie vervolgens met Nederland gedeeld. Beide landen werkten in dit kader samen in zogeheten Joint Investigation Teams.
Advocaten zijn altijd al kritisch geweest over het gebruik van die chatberichten als bewijs. Ze stuurden in oktober een brandbrief waarin ze hun zorgen uitten over het gebrek aan transparantie rond het kraken van dergelijke berichtendiensten. Zij stellen dat de rechter niet kan toetsen of het bewijs rechtmatig verkregen is, waardoor hun cliënten geen eerlijk proces krijgen.
In een advies over de kwestie kwam de advocaat-generaal bij de Hoge Raad in mei tot de slotsom dat de rechter in Nederland op de rechtmatigheid van het door Frankrijk aangedragen bewijs mag vertrouwen. De nauwe samenwerking tussen Nederland en Frankrijk maakt volgens de advocaat-generaal niet uit bij de toepassing van het zogeheten vertrouwensbeginsel tussen beide landen. De wijze waarop de gegevens zijn verkregen vallen onder Frans staatsgeheim. Als Frankrijk het onderzoek leidde, hoeft de Nederlandse strafrechter de rechtmatigheid niet te toetsen.
De rechter moet er wel op toezien dat de verdachten een eerlijk proces krijgen, aldus de advocaat-generaal, en heeft „een zelfstandige verantwoordelijkheid om de betrouwbaarheid van het bewijsmateriaal te beoordelen”.