Prof. dr. Guido Marnef: Nederlands protestantisme begon in Antwerpen
Het Nederlandse protestantisme begon in Antwerpen en de eerste protestantse martelaren van de Nederlanden kwamen daar vijfhonderd jaar geleden ook vandaan, aldus prof. dr. Guido Marnef.
Hij spreekt vrijdag over het zestiende-eeuwse protestantisme te Antwerpen in Museum Catharijneconvent te Utrecht. Prof. Guido Marnef is hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en verbonden aan het Centrum voor Stadsgeschiedenis aldaar. Hij publiceerde tal van bijdragen over de Reformatie en de Opstand in de Lage Landen.
In dat museum loopt op dit moment de tentoonstelling ”Ode aan Antwerpen”. Aan de hand van tachtig topstukken van Vlaamse en Hollandse meesters uit de zestiende en zeventiende eeuw wordt de grote invloed van Vlaamse schilders op de Hollandse schilderkunst duidelijk gemaakt. Zonder de religieuze en economische vluchtelingen uit Antwerpen was die bloei er niet gekomen.
Bent u zelf protestants?
Prof. Marnef: „Ik ben van rooms-katholieken huize. Mijn belangstelling voor de Opstand en het calvinisme heb ik meegekregen tijdens mijn studie aan de Universiteit Antwerpen en de Katholieke Universiteit Leuven. Ik ga nog wel eens naar een rooms-katholieke dienst, maar niet regelmatig. Ook heb ik goede contacten met de protestantse kerk in Antwerpen, De Olijfberg, die heel oude wortels heeft.”
Geeft u vaker lezingen over dit onderwerp?
„In een week tijd geef ik vier lezingen voor een groot publiek: voor de Christengemeente in Boom bij Antwerpen, op het stadhuis en aan de Universiteit Antwerpen en vrijdag in Utrecht. Het heeft er alles mee te maken dat vijfhonderd jaar geleden de eerste protestanten in de Nederlanden op de brandstapel terechtkwamen. Dat waren Hendrik Vos en Jan van Esschen uit Antwerpen. Ze werden op 1 juli 1523 op de markt te Brussel verbrand om hun lutherse ideeën.”
Was het toevallig dat ze uit Antwerpen kwamen?
„Dat was zeker niet het geval. Antwerpen was in de zestiende eeuw een grote handelsmetropool, waar mensen uit allerlei landen kwamen, ook Duitse kooplieden. Zij brachten de ideeën van Luther mee. Verder was er een Augustijnerklooster waarvan een aantal bewoners had gestudeerd in Wittenberg, de plaats waar Luther doceerde. Dat klooster werd een centrum van lutheranisme.
Het stadsbestuur wilde niet hard optreden in verband met de commercie, maar het landsbestuur deed dat wel. De monniken van het klooster werden gearresteerd. De meesten herriepen, maar Hendrik Vos, Jan van Esschen en Lambert Thoren deden dat niet. De eerste twee werden verbrand op de Grote Markt in Brussel, op 1 juli 500 jaar geleden. De derde bleef in de gevangenis. Vanaf dat moment ging het lutheranisme in Antwerpen ondergronds.”
Wanneer kwam het calvinisme naar Antwerpen?
„In Antwerpen werden in 1554 en 1555 respectievelijk een Franstalige en een Nederlandstalige calvinistische kerk opgericht. Dat waren de twee eerste georganiseerde calvinistische kerken in de Nederlanden. Calvinisten die vervolgd werden, konden gemakkelijk onderduiken in die havenstad met ongeveer 100.000 inwoners. Vanuit de Scheldestad werd het gereformeerde gedachtegoed uitgedragen in Brabant, Vlaanderen en Zeeland. Alle synodevergaderingen van de calvinistische kerk vóór 1571 werden, op één na, in Antwerpen gehouden. Voor 1566 waren er geen calvinistische gemeenten ten noorden van de grote rivieren.
Vanaf 1577 maakte het calvinisme in de Zuidelijke Nederlanden een sterke groei door. In dat jaar ontstonden daar calvinistische republieken. In Antwerpen bestonden Nederlandse, Franse, Engelse en Italiaanse calvinistische gemeenten, terwijl ook het lutheranisme een bloeitijd doormaakte. Er waren op een gegeven moment zestien calvinistische predikanten in Antwerpen werkzaam.”
Hoe kon het protestantisme er bijna verdwijnen?
„Dat had met het oorlogsverloop te maken. Alexander Farnese, hertog van Parma, onderwierp de calvinistische republieken in de Zuidelijke Nederlanden weer aan het Spaanse gezag. Antwerpen was de laatste stad die zich overgaf, in 1585. De protestantse godsdienst werd er niet gedoogd. Men kreeg vier jaar de tijd om de stad te verlaten. Van de 82.000 inwoners van Antwerpen vertrokken er 42.000. Niet alleen protestanten, maar ook kooplieden en anderen die meer toekomst zagen in de Noordelijke Nederlanden. Dat was een goede greep. Het noorden maakte een snelle ontwikkeling door, terwijl het zuiden, en ook Antwerpen, achterbleef. Laten de Nederlanders niet vergeten dat ze veel aan Antwerpen en de Zuidelijke Nederlanden te danken hebben.”