Binnenland

Joodse militairen streden tijdens Slag om Arnhem

Tijdens de Slag om Arnhem vochten 21 Duitse en Oostenrijkse Joden aan de kant van de geallieerden. Het Airborne Museum in Oosterbeek vertelt nu hun verhaal. Ook dat van ná de oorlog, toen Ernst Philip gedichten ging schrijven omdat hij zo depressief was.

L. Vogelaar
9 June 2023 18:50Gewijzigd op 9 June 2023 19:12
De Slag om Arnhem in 1944, verbeeld tijden ’t Veluws Zandsculpturenfestijn in Garderen in 2020. beeld VidiPhoto
De Slag om Arnhem in 1944, verbeeld tijden ’t Veluws Zandsculpturenfestijn in Garderen in 2020. beeld VidiPhoto

In een vitrine ligt een rode baret. Op een schouderembleem staat: Parachute. De bezittingen zijn afkomstig van Felix Kraus, die tot de 21st Parachute Company behoorde. Kraus nam deel aan operatie Market Garden, waarmee de bevrijders de Duitsers uit bezet gebied wilden verdrijven.

Tot de Britse 1st Airborne Division behoorden Joodse Duitsers en Oostenrijkers die hun land in de jaren 30 hadden verlaten. Sommigen hadden zelfs in een concentratiekamp gezeten. Hoe ze vrijgekomen waren, is nog niet duidelijk, zegt conservator Jory Brentjens. Opvallend is wel dat ze na hun vrijlating binnen drie maanden hun land verlieten. Misschien herkregen ze hun vrijheid omdat er een andere bestemming voor hen was gevonden, buiten het vaderland waar voor Joden geen plaats meer was. In een vitrine ligt het papiertje waarmee „Der Jude Martin Lewin” in 1938 uit kamp Sachsenhausen werd vrijgelaten. Hij was toen 16 jaar. Door zijn arrestatie had hij de begrafenis van zijn vader niet kunnen bijwonen.

Andere naam

In de expositieruimte draait een film van de Reichspogromnacht – het museum vermijdt de eufemistische term Kristallnacht. Vlammen loeien, rook stijgt op uit een in brand gestoken synagoge. De brandweer mocht niet blussen. Joodse inwoners hadden in nazi-Duitsland geen leven meer. Van de 360.000 Joden die vertrokken, kwamen er 50.000 in Groot-Brittannië terecht. Familie en vrienden hadden ze moeten achterlaten, de meeste bezittingen ook.

19391682.JPG
Heinz Mendelsohn, alias Johnny Melford. beeld Airborne Museum

Nadat de oorlog uitbrak, werden de Duitsers in Engeland geïnterneerd. Ook de Duitse Joden. Daarop kwam veel kritiek. Vluchtelingen die zich meldden voor het Britse leger, werden vrijgelaten. Als militair mochten ze eerst alleen hand- en spandiensten verrichten. Later werden ze toegelaten tot de gewapende eenheden. Zo’n honderd mannen meldden zich bij de luchtlandingstroepen. Vaak veranderden ze hun naam, want wanneer ze als Jood en als Duitser in handen van hun volksgenoten zouden vallen, zouden die geen genade kennen.

Van de 21 Joodse mannen uit Duitsland en Oostenrijk die tijdens de Slag om Arnhem tegen hun eigen land vochten, kwamen er vijf om het leven. Hans Rosenfeld keek –tegen het advies van twee kameraden in– even over een muurtje om te zien waarvandaan de Duitsers hen beschoten. Een salvo uit een machinegeweer maaide zijn leven af. Op zijn graf in een loopgraaf werd een bordje geplaatst met de naam die hij had aangenomen: John Peter Rodley.

Adolph Bleichröder overleefde de taaie gevechten, maar raakte tijdens de evacuatie over de Rijn vermist. Tijdens de tentoonstelling zijn de onderscheidingen te zien die hij postuum ontving.

19391684.JPG
Harold Schilling, alias Harold Bruce. beeld Airborne Museum

Depressies

In een vitrine hangt de veldblouse van Harold Schilling. Een Duitse sluipschutter schoot hem neer, maar een Engelse munt ving de kogel op; een shilling die voor Schilling van grote waarde bleek.

Na de oorlog koos hij ervoor niet naar Duitsland terug te gaan. En ook de andere Joodse militairen deden dat niet. Ze bleven in Engeland of ze gingen naar Brits Mandaatgebied Palestina of Canada. Maar niet terug naar het land dat ze hadden moeten ontvluchten en dat ze later als soldaat hadden bestreden.

Intussen deden ze alle moeite om erachter te komen wat er van hun verwanten was geworden. Veel familieleden bleken vermoord te zijn. Ernst Philip wist via een rechtszaak een deel van zijn eigendommen terug te krijgen. Maar zijn moeder en zijn zus kreeg hij niet terug; zij waren omgebracht. Philip kampte later met depressies. Door gedichten te schrijven probeerde hij de gebeurtenissen een plaats te geven. Een van zijn strijdmakkers deed dat door er veel over te praten: op scholen in Canada, zijn nieuwe thuisland, gaf hij gastlessen over de Holocaust en vertelde hij over zijn eigen ervaringen.

Door deze persoonlijke verhalen wil het museum de dramatische gebeurtenissen „invoelbaar” maken, zegt conservator Brentjens. Van sommige militairen is het hele levensverhaal bekend, van anderen slechts fragmenten.

De tentoonstelling ”Gevlucht om te vechten. De Joodse vluchtelingen van de 1st Airborne Division” is donderdagmiddag geopend. Tegelijk verscheen een boek met dezelfde titel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer