Coalitie blijft achter Rutte staan
VVD, D66, CDA, ChristenUnie en SGP houden vertrouwen in premier Rutte, ook na de conclusies van de parlementaire enquêtecommissie Groningen.
De Tweede Kamer vervolgde woensdag het debat met premier Rutte en staatssecretaris Vijlbrief (Mijnbouw). De oppositie uitte zware kritiek in de richting van de minister-president. Van alle zittende bewindspersonen is hij de enige die al in functie was ten tijde van de hevige aardbeving in Huizinge (2012). Hij is ook aanspreekbaar op wat er daarna is misgegaan in de besluitvorming over de gasproductie.
De oppositie rekende het premier Rutte zwaar aan dat hij niet wilde toegeven dat al in 2013 de gaswinning 20 miljard kuub lager had moeten uitvallen. Die stelling is gebaseerd op een van de belangrijkste nieuwe feiten die de enquêtecommissie boven tafel kreeg. De commissie stelde vast dat ambtenaren op het ministerie van Economische Zaken al in het najaar van 2012 wisten dat er mogelijkheden waren om 20 miljard kuub minder te winnen, zonder dat de leveringszekerheid in gevaar kwam.
Met de kennis van toen was het dus wel degelijk mogelijk om andere besluiten te nemen, redeneerden onder andere PvdA en GroenLinks. Zij hielden premier Rutte tien jaar later staatsrechtelijk verantwoordelijk voor het feit dat de gasproductie niet omlaag is gegaan. Het maakte voor hen geen verschil dat ambtenaren van Economische Zaken toenmalig beleidsverantwoordelijk minister Kamp niet hebben geïnformeerd over de mogelijkheid om minder gas te winnen, wat ook naar voren kwam in het rapport van de enquêtecommissie.
Rutte erkende dat er destijds niet alles aan is gedaan om de gasproductie zo snel mogelijk te verlagen. De premier weigerde echter te onderschrijven dat het kabinet kan worden verweten dat er destijds niet is ingegrepen, aangezien de informatie niet bij Kamp terecht is gekomen.
Rutte ging wel mee in de redenatie van CU-fractievoorzitter Bikker. Zij stelde dat het kabinet na het alarmerende rapport van toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen (2013) vanuit het voorzorgsbeginsel de gasproductie direct had moeten terugschroeven. Voor dat besluit was niet eerst een stapel onderzoeken nodig, stelde Bikker, waarbij ze verwees naar de verminderde gasvraag vanwege de Oekraïne-oorlog.
Aftreden
Premier Rutte beantwoordde tijdens het debat rechtstreeks de vraag of hij van mening is dat het leed van de Groningers om zijn aftreden vraagt. Mensen in Groningen zijn hard geraakt, zei de premier. „Ik realiseer me dat we het leed uit het verleden niet kunnen wegnemen, maar ik wil onderdeel zijn van de weg voorwaarts om de herstelmaatregelen ook uit te voeren. Dat is mijn absolute ambitie.”
Een ingediende motie van wantrouwen werd gesteund door de voltallige oppositie, uitgezonderd de SGP. Ook de regeringspartijen blijven achter premier Rutte staan, waardoor hij ook na het Groningendebat het vertrouwen geniet van een Kamermeerderheid.
Voor Bikker was belangrijk dat premier Rutte behalve een feitelijke erkenning van wat er is misgegaan, ook aangaf wat de gemaakte fouten –zoals het onjuist informeren van de Kamer– bij hem losmaken. Boosheid en schaamte, antwoordde Rutte, omdat niet de juiste besluiten zijn genomen vanwege gebrekkige informatie en inmiddels duidelijk is wat daar de gevolgen van zijn.
SGP-Kamerlid Stoffer vroeg premier Rutte vooruit te blikken op zijn toekomstige inzet voor Groningen, waarop Rutte hem verzekerde dat hij meer verantwoordelijkheid zal nemen voor dit dossier en er meer tijd in zal investeren.