Honingbij en wilde insecten in hetzelfde –lekke– schuitje
De onheilsberichten tuimelen over elkaar heen: enorme sterfte onder honingbijen afgelopen winter en ongewoon lage aantallen van wilde bijen, zweefvliegen en vlinders deze lente. Wat is er aan de hand?
Sommige imkers hebben nauwelijks last gehad van de sterfte, maar anderen zijn vele volken kwijtgeraakt. „De varroamijt wordt genoemd als boosdoener, bij sommigen lijkt een onbekende schimmel, die door de zachte en natte winter zijn kans greep, de oorzaak waardoor bijen dood in de kast liggen. Al langer wordt bestrijdingsmiddelengebruik genoemd, maar ondanks strengere beperkingen daarop gaat het op dit moment slecht.” Beroepsimker Kees Verrips van De Werkbij uit Veenendaal hoort van collega’s heel verschillende berichten, zegt hij. Verrips werkt samen met tal van imkers.
„Er zijn imkers bij wie alles dood is en er zijn collega’s bij wie alles nog leeft. Ik heb een kaartje gezien van Nederland, waarop te zien was dat de grootste sterfte plaatsvindt in Noord- en Zuid-Holland en in Utrecht. Het gaat daar om 47 procent; in de grensregio’s om 17 procent.” Nederland zit gemiddeld rond de 30 procent. „Terwijl het in Duitsland om 13 tot 15 procent gaat. Dan ga je je wel afvragen: wat is er aan de hand? Wat doen we in Nederland fout?”
Professioneler
Wat gaat er volgens Verrips fout? „Er zijn een heleboel oorzaken. De varroamijt kan allerlei ziektes overbrengen. In het verschil in sterfte tussen Nederland en Duitsland speelt mee dat de bijenhouderij in Duitsland veel professioneler is; in Nederland zijn maar zo’n twintig beroepsimkers.” Zij hebben volgens Verrips over het algemeen minder problemen. „De imker van vroeger ging vier, vijf avonden bij de bijen kijken en als hij tijd over had ging hij er op een stoel bij zitten om ze te observeren. Aan het gedrag van bijen kun je heel veel zien. Door in de herfst te selecteren gaan volken sterker de winter in.”
Ook selectief kweken met rassen– dat gebeurt tegenwoordig veel– ziet Verrips als risico. „Bij ouderwetse bijen, zoals de zwarte bij, stopt de koningin met eitjes leggen als er weinig voedsel is. Dat is gezond.” Een vermoedelijk nog belangrijker oorzaak van achteruitgang is volgens Verrips gebrek aan bloemen. „Veel mensen gaan bijen houden omdat ze de dieren willen redden, maar je kunt beter bloemen zaaien. Daar hebben ze meer aan.” Ook monocultures (op een stuk grond altijd hetzelfde gewas verbouwen) acht de imker nadelig. „Variëteit is een scheppingsprincipe. In het paradijs had je niet maar één soort. Ook kan veredeling ervoor zorgen dat bloemen slechter bestoven worden.”
Wilde bestuivers
Tegelijk gaat het slecht met de wilde bestuivers. Er komen alarmerende berichten dat zweefvliegen bijna afwezig lijken te zijn. Ook zijn er beduidend minder hommels en dagvlinders. De laatste twee soorten worden geteld door een meetnet van De Vlinderstichting. Dat levert een betrouwbaar beeld op, al kan het zijn dat veel insecten zich minder hebben laten zien en komende zomer alsnog verschijnen.
Ook met de nachtvlinder gaat het niet best, zegt Jurriën van Deijk, nachtvlinderspecialist bij de Vlinderstichting. „Bij de dagvlinders heb je een junidip (tussen de lente- en de zomergeneratie, KvR), bij de nachtvlinders een eind-april-begin-meidip. Die was dit jaar dieper dan gemiddeld. We zitten nu nog steeds in de dip.”
Hij oppert twee belangrijke verklaringen. „De nachten zijn redelijk koud, dus de activiteit van de vlinder is minder. Mogelijk blijven sommige soorten langer in de pop en zien we ze alsnog verschijnen als de omstandigheden gunstig worden. Daarnaast viel de droogte van vorig jaar in de tijd waarin veel soorten rups waren.” Vele rupsen stierven zodoende door voedselgebrek.
Dat was niet voor het eerst. „Ook in 2019 en 2020 zagen we dat. Een goed systeem kan zo’n klap opvangen, maar jaren achtereen wordt moeilijker. Een soort die het al zwaar heeft kan zo de genadeklap krijgen. Bij nachtvlinders weten we nog niet goed om welke soorten het gaat; bij de dagvlinders zie je bijvoorbeeld dat het gentiaanblauwtje op veel plekken verdwenen is.”
Concurrentie
Over de sterfte van honingbijen heeft hij gehoord. „Persoonlijk vind ik dat niet heel erg, omdat ze concurrent zijn van wilde bestuivers, waaronder dag- en nachtvlinders.”
Over de concurrentie verschilt hij van mening met Verrips, die erop wijst dat vroeger tien keer zoveel bijenkorven op de hei stonden als er nu kasten staan. Overigens liggen de standpunten van Verrips en Van Deijk minder ver uiteen dan op het eerste gezicht lijkt: als de weilanden en wegbermen weer vol zouden staan met bloemen –zoals vroeger het geval was– zou er voldoende ruimte zijn voor zowel wilde als gehouden bestuivers.
De Werkbij organiseert aanstaande zaterdag een Bij- & Bloeidag in Vaassen, voor iedereen die meer wil weten over honingbijen en wilde insecten.