Indische en Molukse weduwen en nabestaanden uit Kamer gezet
De publieke tribune van de Tweede Kamer is deels ontruimd. Indische en Molukse nabestaanden van militairen die tijdens de Japanse bezetting in dienst waren van het Nederlands-Indisch gouvernement willen een individuele financiële vergoeding. Het kabinet en een groot deel van de Tweede Kamer willen dat niet meer. Na het verwerpen van de motie om dit alsnog te regelen, begon een aantal van hen te roepen en te schreeuwen.
Ondanks herhaaldelijk verzoek van Kamervoorzitter Vera Bergkamp om stil te zijn, bleven de emoties hoog oplopen. Daarop besloot Bergkamp de betrokkenen uit de zaal te laten verwijderen. De vergadering werd enige tijd geschorst.
Bergkamp is daarop met de betrokkenen in gesprek gegaan. Een aantal van hen was in tranen. Diverse Kamerleden van verschillende partijen waren daarbij aanwezig. Nadat de vergadering werd hervat, besloot de Kamer, gezien de emoties, de stemming over de overige moties een week door te schuiven.
In de verworpen motie (van PvdA en SP) werd het kabinet alsnog opgeroepen met een individuele financiële regeling (Backpay-regeling) te komen.
Een groot deel van de Tweede Kamer vindt het onverteerbaar dat het kabinet niet met een financiële regeling wil komen voor deze kleine groep Indische en Molukse weduwen en nabestaanden, zo werd vorige maand duidelijk tijdens een Kamerdebat. Ook toen liepen de emoties bij de aanwezige nabestaanden hoog op.
Naast de SP, die toen aankondigde zelf met een voorstel te komen, snappen ook onder meer PvdA, GroenLinks, PVV, Groep Van Haga en coalitiepartij D66 niet dat er voor groep mensen geen financiële regeling kan komen. Ook coalitiepartijen CDA en VVD hebben er moeite mee, maar staan desondanks achter het besluit van staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid) om geen nieuwe ‘Backpay-regeling’ te maken.
„Wij komen op voor onze ouders en ook voor ons”, zegt een van de aanwezigen die de publieke tribune moest verlaten. „Mijn kinderbox was vier jaar een Japans kamp”, vertelt hij. Hij zegt dat zijn moeder is overleden tijdens de Tweede Wereldoorlog en zijn vader is vervolgens met zijn gezin naar Nederland vertrokken. De onkosten die daarbij werden gemaakt voor onder meer reistickets en pensions werden voorgeschoten door de Staat, maar moesten in de jaren daarna worden terugbetaald volgens hem. Ook daar heeft hij een bitter gevoel aan overgehouden.