Westen zal met Erdogan moeten dealen
De Turkse president Recep Tayyip Erdogan noemde de verkiezingen van zondag een feest voor de democratie. En dat ondanks het feit dat hij geen 50 procent van de stemmen had gehaald en het in een tweede ronde mag opnemen tegen oppositiekandidaat Kemal Kilicdaroglu.
Erdogan kan de op 28 mei te houden finale stembusgang met alle vertrouwen tegemoet zien. Hij eindigde met 49,5 procent van de stemmen ruim voor Kilicdaroglu, die op 44,9 procent bleef steken. In het parlement veroverde Erdogans AKP samen met de ultranationalistische MHP 322 van de 600 zetels.
Het mag een prestatie heten dat een zittend president, die voor een beroerde economische situatie heeft gezorgd, zo goed scoort. Erdogan wordt eveneens de enorme schade en het grote aantal doden aangerekend van de aardbeving eerder dit jaar. Onder Erdogan is het land bovendien afgegleden naar een autocratie en is de democratie ontmanteld.
Kilicdaroglu benoemde in de campagne al deze minpunten, maar uiteindelijk zonder resultaat. De oppositieleider haalde niet de gewenste en ook voorspelde 50 procent. Hij scoorde zelfs lager dan Erdogan. Waarom deed Erdogan het zo goed? De oppositie richtte haar pijlen op Erdogan, maar die controleert 90 procent van de media. Veel wat over Erdogan werd verkondigd, kwam dus niet de huiskamer binnen.
Erdogan bezit bovendien charisma en hij heeft overal een verhaal bij: „Als de oppositie wint, dan staat dat gelijk aan een staatsgreep door het vijandige buitenland.” Een ander narratief: de Turken mogen door de inflatie het slecht hebben, de mensen in Duitsland hebben het nog veel beroerder.
Daarbij komt dat aan de vooravond van de verkiezingen de salarissen van de ambtenaren met 45 procent zijn verhoogd. Huishoudens beloofde Erdogan een maand gratis gas. In feite kocht Erdogan op deze wijze stemmen.
Kilicdaroglu is 28 mei zo goed als kansloos. Erdogan blijft gebruikmaken van de door de staat gecontroleerde televisieomroepen en kranten. Bovendien wil een meerderheid van de Turken geen seculiere staat, zoals Kilicdaroglu propageert. De meeste Turken willen een land met een grotere rol voor de islam. Erdogans vaak provocerende toon richting het Westen doet het bij de Turken goed.
Aan de opmerking van Erdogan dat de verkiezingen een feest voor de democratie zijn, valt het nodige af te dingen. Michael Roth, voorzitter van de commissie Buitenlandse Zaken van de Duitse Bondsdag, zei dat de verkiezingen „misschien dan vrij waren, maar niet fair”. Daaraan voegde hij toe dat „het een ontnuchterende uitslag is voor degenen die wensen dat Turkije een democratie en een rechtsstaat is”.
Aan de vooravond van de verkiezingen werd gesteld dat Turkije op een kruispunt stond: het zou erop of eronder worden voor de democratie. Met de stembusuitslag lijkt de democratie in Turkije verder uit beeld te raken. Het Westen kan er iets van vinden, maar zal met Erdogan moeten dealen.