Met een MAF-vliegtuig op zoek naar vergeten rampgebieden
Marco Koffeman, afkomstig uit Urk, vliegt voor de zendingsorganisatie MAF in de door de tsunami getroffen Indonesische provincie Atjeh. Met een Turbo Beaver, een vliegtuig dat op het water kan landen, brengt Koffeman samen met Amerikaanse collega’s hoognodige hulp naar afgelegen en vergeten dorpen in het rampgebied.
Koffeman slaapt in een tent die is opgezet in de ruïnes van een huis. Voor water en elektriciteit moet het team zelf zorgen. Maar ondanks de moeilijke omstandigheden speelt er voortdurend een grote lach op het gezicht van de ervaren piloot.
Toen de tsunami plaatsvond was Koffeman met zijn vrouw en twee kinderen op vakantie in Thailand. Gelukkig waren ze ver verwijderd van het getroffen gebied. „We waren naar het noordeiland in Thailand.” Ondanks dat ze op vakantie waren, wist het gezin precies wat er aan de hand was. „We zagen op tv wat er gebeurde.” Terug in Bangladesh, waar Koffeman gestationeerd is, lag er reeds een verzoek om hulp.
„De Amerikaanse MAF heeft programma’s in Indonesië. Normaal gesproken valt Atjeh buiten het werkveld van de MAF. Maar bij deze tsunami was het vanzelfsprekend dat de organisatie in actie kwam. Men vroeg of wij tijdelijk konden helpen omdat wij op het water kunnen landen.”
Sumatra is vanuit Bangladesh echter niet naast de deur. „Je vliegt niet zomaar naar Indonesië.” Er moesten speciale vergunningen aangevraagd worden om over Birma te vliegen en het vliegtuig moest ook speciaal worden uitgerust voor de lange vlucht. „We hebben er een speciale tank voor extra brandstof opgezet en zijn via Phuket hiernaartoe gevlogen.”
Onderweg kreeg het team de kans om de schade in het Thaise Phuket te aanschouwen. „Die staat niet in verhouding tot de schade op Sumatra.” Ondanks de beperkte schade in Phuket heeft de regio ervoor gezorgd dat de wereld enorm veel aandacht is gaan besteden aan de ramp. „Omdat er zo veel westerlingen zaten, heeft de wereld zo massaal gereageerd. Als het ons westerlingen niet had geraakt, moet je je afvragen of we het ons ook zo hadden aangetrokken”, stelt Koffeman.
„Dit is niet de eerste keer dat ik zo’n ramp meemaak”, zegt de piloot. „In Bangladesh beleefden we vorig jaar de ergste overstroming in tien jaar. Daarvoor was de belangstelling minimaal. Vooral in verhouding tot de zwaarte van de ramp.”
Koffeman kampeert nu naast een klein vliegveldje in het stadje Meulaboh, dicht bij de meer dan 200 kilometer lange kuststrook die als gevolg van de zeebeving totaal is vernield. „Toen we aankwamen, hebben we eerst vanuit Medan geopereerd. Hier was de bevoorrading nog niet op orde.” Een van de toestellen van het team verzorgt die bevoorrading nu vanuit Medan. Een route met grondvervoer is ook opgezet. ”Donderdag is de eerste vrachtwagen via de weg binnengekomen.”
De hele kustweg is vrijwel volledig verwoest, de meeste bruggen zijn weggespoeld, alsof het speelgoed was. Koffeman speelt een belangrijke rol in de regio. „Het toestel dat ik vlieg, is goed voor hier, waar geen vliegstrippen zijn, maar wel veel water is. Er is een aantal plekken met een rivier. We kunnen ook wel op de zee landen, maar dan is het wel moeilijk om de spullen aan land te krijgen.”
Koffeman en zijn collega’s van de MAF zijn niet de enigen die hulp aanbieden. Militairen uit Duitsland, de VS, Singapore, Maleisië en Indonesië zelf vliegen hier dagelijks vele honderden vluchten met enorme helikopters. „Er ligt een hele marinevloot voor de kust met helikopters, dus je vraagt jezelf af wat wij kunnen doen met onze kleine vliegtuigjes.” Koffeman beantwoordt zijn eigen vraag onmiddellijk: „We proberen die plekken te bereiken die vergeten worden. We werken met organisaties waar we affiniteit mee hebben, zoals Obor Berkat Indonesia (Bron van Zegen). Die bestaat volledig uit Indonesiërs en is ontzettend goed georganiseerd. Ook werken we met Samaritan Purse, van de zoon van Billy Graham. We vliegen ze ergens naartoe voor een onderzoek en vliegen er later een team naartoe. Die bevoorraden we dan.”
De marinehelikopters doen dat ook wel, zegt Koffeman, maar zonder de structuur die zo nodig is. ”Het is prachtig als je een doos met noodles uit een marine-helicopter kiepert, maar we zitten nu in een fase waar je Indonesirs op de grond nodig hebt.”
Het MAF-team is het enige die vanuit Meulaboh vliegt. „Het was eerst de bedoeling dat ik in Banda Atjeh zou worden gestationeerd. Maar daar zitten al heel veel organisaties. Dus ik geloof dat het heel goed is dat wij hier zitten. Wij zijn de enigen hier. Het vliegveld is ook zwaar beschadigd door de aardbeving. Er zitten grote barsten in en de meeste toestelllen kunnen hier niet landen. Onze expertise is met kleinere toestellen op moeilijke strips landen. Ik gebruik misschien 5 procent van de hele baan.”
Op het vliegveld wordt hard gewerkt aan de baan. ”De Fransen zijn hier geweest en de Amerikanen, maar uiteindelijk wordt het werk toch gedaan door de Indonesirs.”
Koffeman is diep onder de indruk van de kracht van de getroffenen. „Het eerste dat me weer opvalt, is de enorme veerkracht van de mensen vergeleken met ons westerlingen. Je loopt de weg op en het is een chaos. Maar ze vinden spijkers, slaan ze recht, vinden wat schroothout en bouwen een huis waar eerder een huis van steen stond.”
Toch is er ook sprake van trauma’s, merkt Koffeman. „Je hoort dat mensen bang zijn weer de zee op te gaan om te vissen. Een traditie van eeuwen is ineens ondersteboven gekeerd. Dan vraag je je best af hoe dat zal gaan op de lange termijn.”
Terwijl Koffeman dat zegt kondigt zijn telefoon een sms’je aan. Een verjaardagsgroet van zijn 5-jarige zoon Luuk. Dit keer viert de piloot zijn verjaardag in het rampgebied, ver weg van zijn gezin. Hij leest het berichtje zichtbaar geëmotioneerd voor: „Ik mis jou en ik hou. En ik snap het niet dat jij weer weggaat en gefeliciteerd”, leest de jarige Urker.
„Ik mis ze ontzettend”, zegt hij. „Juist in een situatie als deze heb je behoefte aan je familie, om het te verwerken. Als piloot sta je er wat verder van af. Je vliegt eroverheen. Je staat niet met je lieslaarzen in de modder. Veel tijd om als team bij te praten heb je ook niet.”
De afstand van de grond lijkt afstand te bieden, maar dat blijkt een illusie. ”Wat een enorme omvang dit heeft, dat kun je enkel zien als je vliegt,” legt Koffeman uit. ”Meulaboh en andere steden zijn volledig weggevaagd. Dit waren gewoon een paar golven…”
De ervaring met grote rampen heeft ervoor gezorgd dat Koffeman dankbaar is om kleine dingen. „Van de week zat ik te wachten op een team. Vijftien knulletjes van de leeftijd van mijn eigen zoon stonden bij mijn vliegtuig. Je deelt snoepjes uit en je probeert een praatje te maken. Je hoeft dat niet te doen, maar al die kinderen hebben een trauma. Ik liet ze de cockpit zien en liet ze voor hun gevoel even vliegen. Op een gegeven moment zaten ze allemaal ontspannen te spelen in mijn vliegtuig. Dat idee, dat je vijftien van die jongetjes een onvergetelijke dag geeft, dat is waar het om gaat. Je moet niet proberen miljoenen mensen te redden als je dat niet kunt, maar die paar mensen die op je weg komen. Dat je probeert iets voor die mensen te betekenen.”
Plotseling wordt de piloot geroepen. Zijn vlucht wacht. Hij haast zich naar zijn vliegtuig. Vier passagiers en zijn assistent stappen in. Ze gaan naar Lam No. Voor de vlucht begint, bidt Koffeman samen met zijn passagiers. Nadat hij Gods zegen heeft gevraagd, stuurt de Urker zijn toestel de blauwe lucht in.