Bij de ramp op 6 februari in het zuidoosten van Turkije en het noordwesten van Syrië kwamen meer dan 50.000 mensen om het leven. Nog steeds worden er doden onder het puin gevonden.

Tijdens de herdenking waren er toespraken van enkele initiatiefnemers en klonken er persoonlijke verhalen van rouwende nabestaanden en hulpverleners. Burgemeester Femke Halsema zei: „De grauwe ellende waarin nabestaanden zijn gestort, lijkt geen bodem te hebben, merkte ik in gesprekken die ik met hen voerde. Hun verhalen, úw verhalen, getuigen van een gemis dat het verstand te boven gaat. Het zit in de aard van de mens om altijd ergens hoop uit te willen putten. Maar wat moet dat moeilijk zijn als de verwoesting zó groot is.”

Halsema noemde de betrokkenheid van de Amsterdammers prijzenswaardig. „Hartverwarmend zijn de talrijke stadsgenoten die hun medemenselijkheid laten spreken. De diverse hulpacties die op gang kwamen, ademden barmhartigheid, én een gevoel van verantwoordelijkheid.”

Amsterdam onderzoekt hoe de stad binnen de Nederlandse Vereniging van Gemeenten het beste aan de wederopbouw van het rampgebied kan bijdragen, zoals het bouwen van woningen die mensen veiligheid bieden. Halsema: „Dat is het doel dat niet uit het oog mag worden verloren, nu de tijd verstrijkt en nog vele slachtoffers om hulp verlegen zitten. De aandacht voor hun leed mag niet verslappen. Zij blijven op ons netvlies staan. Nu, én in de jaren die gaan komen.”