Hulpverleners Atjeh vinden weinig jonge kinderen
Hulpverleners aan de zwaar getroffen westkust van Atjeh hebben donderdag gezegd dat ze nog maar relatief weinig kinderen in de leeftijd tot zeven jaar tegenkomen. Volgens Shannon Strother van het VN-kinderfonds Unicef lijkt het erop dat de verwoestende vloedgolven op 26 december vooral grote aantallen peuters en kleuters hebben gedood. Ze hadden geen kans om tijdig weg te komen of zich ergens aan vast te klampen.
Strother baseert haar uitspraken op ervaringen van medewerkers die in de getroffen regio een vaccinatieprogramma tegen mazelen hebben opgezet. „Wat we zien is dat vooral de wat oudere kinderen worden aangemeld. Er zijn niet veel jongere kinderen.”
De Unicef-woordvoerster repte van een „dramatische demografische wijziging” in vooral de regio Meulaboh. Deze stad, die een derde van de 120.000 inwoners verloor, ligt op ongeveer 150 kilometer van het epicentrum van de zeebeving. Gevreesd wordt dat sommige hard getroffen gemeenschappen tot 60 procent van hun kinderen hebben verloren.
Een hoge functionaris in Atjeh vroeg donderdag op zijn beurt aandacht voor de kinderen die nog geboren moeten worden. In de vluchtelingenkampen in Atjeh hebben zich zeker 800 zwangere vrouwen gemeld. „We hebben dringend behoefte aan vroedvrouwen die deze groep kunnen helpen”, aldus Atmadi Adiputro, die leidinggeeft aan de hulpoperatie in de provincie. Jakarta bouwt momenteel aan 24 opvangkampen, waar vele tienduizenden ontheemden waarschijnlijk meer dan een jaar zullen moeten blijven.
Het wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties (WFP) meldde dat de verstrekking van voedsel in de kuststreek tussen Banda Atjeh en Meulaboh bijna vier weken na de ramp nog zeer moeilijk is. Op basis van satellietbeelden is duidelijk dat vrachtwagens grote delen van de regio voorlopig niet kunnen bereiken.
Stukken van de kust zijn ook zo verwoest dat overlevenden alleen nog te vinden zijn op 5 tot 10 kilometer landinwaarts. Volgens het WFP zullen delen van de kust nooit meer bewoonbaar zijn omdat er nu grote meren vol zout water zijn ontstaan. Veel van deze meren waren voor de ramp nog uitgestrekte rijstvelden.
Het Indonesische leger zegt de afgelopen twee weken in Atjeh zeker 120 rebellen te hebben gedood, hoewel in de provincie sinds de tsunami een informeel staakt-het-vuren geldt.
„We hebben ons de afgelopen twee weken gedwongen gezien zeker 120 leden van de GAM (Beweging voor een Vrij Atjeh) te doden en hun wapens in beslag te nemen”, zei donderdag de stafchef van het Indonesische leger, Ryamizard Ryacudu, die erom bekend staat dat hij elke toenadering tot de rebellen afwijst. „Als zij geen verzoening willen, dan zullen we oorlog tegen hen voeren.” Ryacudu beschuldigde de rebellen ervan hulpgoederen te stelen.
Het was bekend dat zich na de tsunami nog af en toe confrontaties voordeden tussen het leger en de rebellen in Atjeh, maar daarbij zouden slechts enkele doden zijn gevallen. Het leger zegt dat het sinds mei 2003, toen het na het mislukken van een vredesakkoord een nieuw offensief inzette in Atjeh, 2500 rebellen heeft gedood. Volgens mensenrechtengroepen waren veruit de meeste slachtoffers onschuldige burgers.
De Indonesische minister van Buitenlandse Zaken, Hasan Wirayuda, zei woensdag nog dat de regering eind deze maand voor het eerst sinds het begin van het offensief weer met de rebellen wil onderhandelen. De gesprekken zijn in de eerste plaats bedoeld om het huidige informele bestand te versterken, aldus de minister. Sommige hoge militairen, zoals Ryacudu, zullen zich waarschijnlijk tegen onderhandelingen verzetten.