Schoonheid: Kokanje
De wereld is geen boekweitbrij. Dat realiseer je je soms weer even zodra de kwestie ”tafelmanieren” wordt aangesneden. Waar we van een afstandje vaak één grote, grauwe massa lijken, blijkt de mensheid in gastronomisch opzicht een bonte mengelmoes van gewoonten, tradities en overtuigingen, die bovendien met hand en tand worden verdedigd.
Patat-frietpolemieken, belegbonje en mes-en-vorkmot vormen voer voor antropologen. Er valt een complete filosofische verhandeling te schrijven over het verschil tussen mensen die eerst hun vlees en dan hun aardappels eten en zij die dat vice versa doen. Maar gelukkig is er één principe dat alle geschillen overbrugt: de preferentie van het een boven het ander.
Smaak bestaat bij de gratie van voorkeur. We hebben liever rijst dan macaroni, liever ham dan boerenmetworst, liever Pringles dan paprikachips. Een boterham tevredenheid is in naam vaak meer wens dan werkelijkheid. Diep vanbinnen dromen we allemaal van Luilekkerland.
Het ”land van Kokanje” is een geliefd motief in de zogenaamde leugenliteratuur: verhalen, liederen en dichtwerken waarin de meest fantastische dingen worden gepresenteerd alsof de schrijver ze met eigen ogen heeft gezien. Menig middeleeuwer had er een lief ding voor over om deze odes aan de overvloed te kunnen geloven. In een tijd waarin hongersnoden meer regel dan uitzondering waren, droomde men weg bij de gedachte aan een land van melk en honing, een wereld van weelde, een paradijs van vraatzucht.
Om in Luilekkerland te komen, zo gaat de legende, moet de bezoeker zich eerst door een berg gruttenpap van 3 mijlen breed eten. Daarachter strekken de heerlijkheden van het eeteldorado zich uit. Hier sneeuwt het suiker en stromen rivieren van melk. De daken zijn bedekt met vlaaien, terwijl deurposten en raamkozijnen bestaan uit peperkoek die met kruidnagels aan elkaar is getimmerd. Taarten groeien aan de eikenbomen, pasteien aan de essen, wittebrood aan de wilgen. De paarden leggen er eieren, de ezels zoete vijgen, de koeien pannenkoeken. En de gebraden ganzen? Die vliegen je zó in de mond.
Toch zou een leven in Luilekkerland ons ten langen leste wel eens vies kunnen tegenvallen. Jarenlang op onze rug in het gras liggen en wachten totdat het geluk naar beneden regent, zou zomaar van een plezier in een plaag veranderen. Onze geest is een perpetuum mobile, voortdurend geneigd tot beweging. Aldoor hetzelfde uitzicht gaat ons de keel uithangen. Leven in Luilekkerland zou al snel een nirwana van verveling worden: het maakt ons loom, vadsig en op termijn onverzadigbaar ontevreden.
Want wie alles heeft, hoeft niets te wensen – en het is juist het verlangen dat de wereld draaiend houdt. We kunnen dromen van reizen die we nooit zullen maken, van villa’s waar we nooit zullen wonen en heldendaden die we nooit zullen doen, zonder dat het ons in de weg staat gelukkig te zijn. De kunst is om ernaar te kijken als een kind, dat de Sahara in zijn zandbak ziet zonder een moment over een enkeltje Egypte te fantaseren. Luchtkastelen liggen niet zwaar op de maag. Van moddertaartjes krijg je nooit genoeg.
En juist daarom hebben we de gedachte aan melkzeeën en suikersneeuw nodig – niet als dat wat werkelijk bestaat, maar wat zou kunnen zijn. Zonder te dromen van peperkoek blijven we in de grauwheid van de boekweitbrij steken. Het is verbeelding die ons gaande houdt; maar de kunst ligt in het graven, niet in er geraken. We hebben Kokanje niet nodig. Alles wat we hoeven doen, is de luiken te openen van een piepklein winkeltje dat in een hoekje van ons hoofd gebouwd is: een Luilekkeriaans patisserietje, met glazuur op de daken en muren van krentenbrood. Wat er verkocht wordt? Kletskoek: klinkklaar terwijl u wacht, en: Lieverkoekjes – hier gebakken!
Over de auteur
Sarah van der Maas (1995) studeerde algemene en sociale geschiedenis in Leiden en Groningen. Verhalen vertellen is haar passie: of die zich nu afspelen in een ver en vreemd verleden of om de hoek van de straat.