Kerk bereikt wereld niet door aanpassing
Op een interview met ds. H. de Jong (RD, 21 maart) is de afgelopen weken van diverse zijden op deze pagina gereageerd. Velen keken kritisch aan tegen wat De Jong schreef. Maar ds. P. Roos vraagt zich af of zij ds. De Jong wel hebben begrepen. Hij vindt het een goed streven dat de kerk de wereld tegemoet wil komen, maar de kerk mag zichzelf niet prijsgeven.
In het interview met ds. De Jong staan dingen die reeds lang ook bij mij leven. Daarom was ik blij. Het zal niet zijn bedoeling zijn om de noodzaak van evangelisatie te ontkennen. Er klonken bij ds. De Jong bezwaren door tegen de wíjze waarop de kerk met de wereld omgaat. Te optimistisch bijvoorbeeld.
Kort tevoren had ik enkele artikelen met een verontrustende strekking gelezen. Ze gingen over een verschijnsel dat in bepaalde kringen, ook in mijn eigen kerken, frequent voorkomt. Kom de vreemdeling tegemoet. Diensten moeten, zo werd gesteld, meer laagdrempelig worden. De kerkmuziek moet meer afgestemd worden op de smaak en de stijl van de vreemdeling uit de wereld.
Ook in de prediking hoede men zich zorgvuldig voor iets wat afstand kan scheppen met de bezoekers: geen kerkelijke stijl of moeilijke woorden, tracht de boodschap of de presentatie ervan zo ver mogelijk aan te passen en laat de gemeente er geen eigen kledingstijl op na houden. Positief ingevuld: een pakkende, vlotte toespraak, een muziekgroep of een gospelkoor, een meer alledaagse en eigentijdse inkleuring van de kerkdienst en dan lijkt daarmee de kloof wel overbrugd.
Alsof er nooit in een ver verleden experimenten werden uitgevoerd met jeugddiensten, die veel jeugd trokken naar deze diensten maar die de jeugd al meer losweekten van de gangbare diensten, waarin ”gewoon” Gods Woord werd gebracht. Ook de kerkbladen van nu lopen over van allerlei aanduidingen als themadiensten, gezinsdiensten, jeugddiensten, diensten met belangstellenden enz. enz. Een uitvloeisel kan dan zijn dat in een biddagdienst voor de kinderen gevulde koeken worden uitgedeeld, als onderdeel van de boodschap.
Areopagus
De kerk wil de wereld tegemoetkomen. Dat is een heel goed streven. Maar de kerk mag zichzelf niet prijsgeven. Ik respecteer de bewogenheid die bij velen leeft. Maar tegelijk verafschuw ik zulke voorstellen. Ze komen vaak voort uit een geestelijke leegte. Al vele jaren vraag ik mijzelf af wat het motief is van sommigen die zo sterk op de wereld zijn gericht. Is het bewogenheid met de wereld? Of een verkeerde liefde tot de wereld, een liefde die veroordeeld wordt in Gods Woord?
In de vele gesprekken die in EO-kringen gevoerd zijn over de boodschap en de kloof werd heel duidelijk dat men een brug over de kloof gaat bouwen met stenen van de overkant. Men kan nimmer de boodschap aannemelijk en acceptabel maken voor de wereld. Het Evangelie is niet naar de mens. De manier waarop dit in EO-kringen gebeurt, toont duidelijk aan dat men een forse scheut wereld gemengd heeft met de boodschap.
Moeten we dan de wereld niet tegemoetkomen en aanspreken? Zeker. Maar het ”hoe” is een groot probleem. Want de moderne mens is postchristelijk, hij is immuun geworden voor het Woord. We staan niet in een zendingssituatie. Niettemin moet de wereld ons zeer ter harte gaan. Paulus sprak op de Areopagus de vreemde goden en dichters aan, maar wees deze tegelijk af. Hij riep op tot bekering. Die apologetische benadering is ook nu nodig. In het besef dat alleen Gods Geest de kloof kan overbruggen. En niet allerlei tegemoetkomingen en offers van de kerk.
Het is meer dan tijd te houden wat we hebben. Terwijl de kerken leeglopen -mede door gebrek aan een bijbelse identiteit- moeten de bressen toegemuurd worden. Nimmer lees ik in de Schrift over een evangelisatorisch bezigzijn waarbij de kerk zichzelf vrijwel opgeeft. De grote nood van onze tijd is de nood van de kérk. Als de kerk maar eens kerk wérd! Als de gemeente eens een stad op een berg en een licht op de kandelaar werd!
We hebben een grote roeping in de wereld, altijd en overal. Maar het gaat erom hoe we deze invullen: niet door bijvoorbeeld laagdrempelige diensten op een camping waarin er weinig overblijft van het zwaard des Geestes. Als kerkelijke belijders dienen we in deze wereld te staan en door handel en wandel aandacht te trekken. Dan kunnen er gezegende contacten ontstaan. Waarom doe jij niet wat iedereen doet? Waarom ga jij naar de kerk? Dan ontstaat een vruchtbaar klimaat voor evangelisatie. Niet alleen georganiseerd, maar levend vanuit het persoonlijk geloof. Juist door te zijn en te blijven wat je door genade geworden bent, kun je antwoord geven eenieder die rekenschap afeist. Daarmee wordt georganiseerd werk niet veroordeeld, maar juist versterkt en onderbouwd.
Toen ik in Utrecht naar de kerk ging, stonden buurtbewoners wel eens over de gaanderijen heen te kijken op het kerkvolk. Soms hoofdschuddend: Wat zoeken die mensen daar. Maar er groeide soms ook respect. Juist in grote steden is het een zware opgave om als gemeente en jeugd christen te zijn. Het geestelijk bewustzijn is daar sterker dan op een dorp, waar de muren minder hoog zijn maar waar de zuigkracht van de nabijkomende godsdienst talloos velen verslaat.
Ik vrees dat we met allerlei laagdrempeligheid niet alleen de wereld nooit vangen, maar ook de kerk kwijtraken. Houd de drempel hoog, maar dan de drempel van geloof en beleving!
Ik vermoed enigszins dat De Jong het zo bedoeld heeft. Zij die gereageerd hebben, kennen misschien in hun kerkelijke omgeving deze gevaren niet zo van nabij. Trouwens, er werden in het bewuste artikel ook diverse andere zaken genoemd die ons zouden mogen aanspreken. Met de rug naar de wereld gaan staan bijvoorbeeld. Niet om de wereld los te laten, maar om het dreigende gevaar van verwereldlijking en secularisatie niet te omarmen.
De Heidelbergse Catechismus houdt ons deze bede voor: Bewaar en vermeerder Uw kerk. Het bewaren gaat voorop: dan zal het vermeerderen ook volgen. De wereld wordt nooit bereikt als de kerk zich uitkleedt en aanpast. De wereld wordt alleen bereikt als de kerk ten volle kerk mag zijn en worden.
De auteur is christelijk gereformeerd predikant te Damwoude.