Kees van Reenen: „Dialectspreker is niet dom”
Kees van Reenen schreef samen met bioloog Klaas de Groot het boekje ”Onder ôôns gezeed. De taal van de Bijbelgordel”. In kort bestek delen de auteurs feiten over taal en dialect, en het gebruik daarvan door reformatorische mensen in Nederland.
**Op de tafel in Voorthuizen liggen een Russisch woordenboek en een Russische Bijbel. Kees van Reenen (1980) mag graag vreemde talen leren. Toen hij de Bijbel in het Noors uit had, begon Russisch te leren. Hij heeft zich verder beziggehouden met het Nedersaksisch, Spaans, Hebreeuws, Indonesisch, Papiaments, Afrikaans en Fries. Maar nu gaat het over dialecten in Nederland.
Bent u zelf met een dialect opgegroeid?
„Mijn opa uit Zwartebroek en mijn oma uit Lunteren waren dialectsprekers. Van hen heb ik het West-Veluwse dialect geleerd. Ik woonde zelf in Veenendaal en op de basisschool spraken veel kinderen de streektaal. Het was fijn dat ik mee kon doen. Het Overbergs leek op de taal van mijn opa en oma. Als schoolkind viel me al wel op dat mijn oma anders praatte dan mijn opa. Opa zei ”wulie”, ”hie” en ”zie”, en had een ”riebewies” en oma zei ”wij”, ”hij” en ”zij” en had geen ”rijbewies”. Het dialect van Zwartebroek verschilt duidelijk van dat van Lunteren.
Op de middelbare school in Veenendaal was ‘plat praten’ niet gebruikelijk. Ik werd erop aangekeken en heb het afgeleerd. In een verwaterde vorm gebruik ik het dialect van mijn grootouders nog steeds. Ik spreek het met mijn oom bij wie ik één dag in de week in de tuin werk, en met andere plattelanders.”
Wat doet u nog meer voor werk?
„Ik ben ecoloog zonder vast dienstverband. Voor opdrachtgevers inventariseer ik onder meer vegetatie en vleermuizen. Dat ik plat kan praten maakt het makkelijker om met boeren in gesprek te raken. Al vinden ze me vaak alsnog een rare snuiter als ze horen wat mijn ideeën over de landbouw zijn. En ik ben journalist voor onder meer het Reformatorisch Dagblad en de Barneveldse Krant, waarbij ik vooral over de natuur schrijf. Een taalrubriek ernaast zou ik leuk vinden.”
U bent relatief jong voor een schrijver over dialect en de taal van de Bijbelgordel?
„Op de Veluwe zijn mensen die iets met dialect doen inderdaad vaak wat ouder. Elders, zoals in Rijssen en Urk, is dat juist niet zo. In Twente, Groningen en Limburg zetten ook hogeropgeleiden zich in voor het behoud van de streektaal. Dat is belangrijk, want als het blijft bij goedbedoelde stukjes in de plaatselijke krant, krijgt het dialect niet de status die het verdient. Daarmee bereik je bijvoorbeeld het provinciebestuur niet, terwijl dat geld beschikbaar heeft voor het bevorderen van het dialect spreken.”
Waarom wordt er zo vaak neergekeken op plat praten, ook door de dialectsprekers zelf? De term Algemeen Beschaafd Nederlands is weliswaar vervangen door Standaardnederlands, maar plat praten wordt vaak beschouwd als onbeschaafd.
„Mijn tante praat plat. Ze noemt de standaardtaal ”netjes”; die taal gebruikt ze als ze met de dokter of de dominee praat. Dus ja, het klopt. Het zou niet nodig moeten zijn, want het is een misvatting dat dialectsprekers domme mensen zijn. Toch helpt het als hogeropgeleiden zich inzetten voor streektalen.”
Wat voor dingen beïnvloeden de streektaal?
„Er komt veel op reformatorische christenen af. De invloed van internet is groot. Niet alleen kinderen zijn de hele dag met hun telefoon bezig. Daarnaast hamert de overheid op gelijkheid van bijvoorbeeld seksuele voorkeuren en op politiek correct taalgebruik. Als je mensen om je heen hebt die ook het gezag van de Bijbel aanvaarden, geeft dat steun. Ik heb respect voor mensen uit de gereformeerde gezindte die zich vanuit idealisme ergens buiten de Bijbelgordel vestigen. Maar hoe hou je het vol zonder gelijkgestemden, zonder Bijbelgetrouw onderwijs?”
Houden Bijbelgetrouwe christenen streektalen meer in ere dan andere mensen?
„In de vorige eeuw was dat zeker het geval. Bijbelgetrouwe christenen leefden vaak in een betrekkelijk isolement, waardoor zij minder vaak met het Standaardnederlands in aanraking kwamen. Dat is nu vrijwel niet meer het geval. Reformatorische christenen nemen zelfs het politiek correcte taalgebruik over dat steeds meer in zwang komt.
Ik stoor me eraan als mensen niet nadenken over hun taalgebruik. ”Neger” wordt door steeds meer mensen afgekeurd, maar de vervangende benaming ”zwarte” is volgens mij evengoed beledigend, vanwege de negatieve klank van het woord.”
Wat heeft het onderzoek nog meer opgeleverd?
„Verhuizen naar een andere streek zorgt meestal voor het loslaten van het dialect. Hogeropgeleiden verkassen vaker dan lageropgeleiden, en de laatsten blijven dus vaker hun streektaal bezigen. Maar het opleidingsniveau en het spreken van dialect houden geen rechtstreeks verband met elkaar. Ook interessant: bij het dialectsprekende deel van de gereformeerde gezindte is er nagenoeg geen behoefte aan een Bijbel in de streektaal. Daarvoor is de Bijbel voor hen te heilig en de status van dialect te laag, lijkt het.”
Ziet u toekomst voor streektalen?
„Dialectloosheid verspreidt zich vanuit de Randstad als een olievlek naar het noorden, oosten en zuiden van Nederland. Als we niet afstappen van het idee dat dialectsprekers dom zijn, zie ik het somber in voor de toekomst. Het zal afhangen van de inspanningen van overheden en dialectorganisaties. Die moeten ouders bewegen dialect te spreken met hun kinderen. Thuis moet het beginnen, en vervolgens is het belangrijk dat leerkrachten er ook het belang van inzien. Te vaak worden leerlingen nog gedwongen om alleen Standaardnederlands te spreken. Terwijl het beheersen van een streektaal juist een voorsprong geeft. Je bent tweetalig en hebt daardoor meer inzicht in taal. Daarnaast is het belangrijk voor je identiteit om geworteld te zijn in je omgeving: de verhalen, de taal, het landschap. Onderdeel zijn van een gemeenschap is heel waardevol. Al tientallen jaren wordt er geroepen dat de dialecten over dertig jaar uitgestorven zullen zijn, maar ze zijn er nog steeds.”
Uitgestorven zegt u, alsof het over een diersoort gaat…
„Er zijn veel overeenkomsten tussen taal en natuur. Dat is niet verwonderlijk, want ze hebben een gemeenschappelijke Bedenker. Wereldwijd worden (streek-)talen bedreigd, net als de biodiversiteit. Die dreiging heeft in beide gevallen met globalisering te maken. In beide gevallen ligt de oplossing in het herontdekken van het lokale. Respect hebben voor wat kwetsbaar is, maakt een gemeenschap sterker.”
** Boekgegevens **
”Onder ôôns gezeed. De taal van de Bijbelgordel”, Kees van Reenen en Klaas de Groot; uitg. De Banier; 152 blz.; € 14,95