Gevraagd: computercursus voor de Taliban
Klaslokaal en oorlogsfront. Aanwijsstok en bajonet. Wat hebben die met elkaar te maken? Niets, zo op het eerste gezicht. In Pakistan en Afghanistan ligt dat anders. Al tientallen jaren is het onderwijs er een aanfluiting. En radicale moslims hebben dat vacuüm gretig opgevuld. Op de duizenden koranscholen die ze stichtten, leren kinderen de koran uit hun hoofd, en wordt hun haat tegen Jood en Amerikaan in het hart gegoten. Het zijn oud-leerlingen van deze scholen die nú als Taliban vechten in buurland Afghanistan.
Niet voor niets heeft de Pakistaanse president Musharraf hervorming van het Pakistaanse onderwijssysteem hoog op de agenda staan. En ook Washington wil daar graag financieel aan bijdragen. Om straks niet nóg meer monstertjes uit al die madrassa’s (zoals de koranscholen heten) tevoorschijn te zien komen.
Officieel heet het dat Pakistan kinderen gratis onderwijs biedt, maar zoals in veel arme landen is dat in de praktijk een holle frase. Op veel locaties in het land functioneert de school niet of nauwelijks vanwege gebrek aan middelen.
Jaarlijks geeft het land zo’n 2 procent van de nationale begroting uit aan onderwijs, en daarmee behoort het tot een van de minst onderwijsvriendelijke landen ter wereld. In buurland Afghanistan is het nog erger, maar daarin spreekt de nu al tientallen jaren durende burgeroorlog een fiks woordje mee.
Het waren laaggeschoolde moslimradicalen die in dit gat zijn gesprongen met hun particuliere koranscholen. Pakistan telt momenteel tussen de 7000 en 8000 van zulke madrassa’s en die fungeren niet alleen als religieus onderwijsinstituut; het zijn aantrekkelijke welzijnsorganisaties voor arme burgers, waar in totaal zo’n 700.000 kinderen naast onderwijs ook gratis kost en inwoning krijgen. Over de financiering hoeft de schoolleiding zich geen zorgen te maken: madrassa’s krijgen hun geld van fanatieke moslimgroeperingen en liefdadigheidsinstellingen in Saudi-Arabië, Iran en Irak.
Wie leerling (talieb) op een madrassa wordt doet er goed aan plechtig afscheid van zijn ouders te nemen, want negen maanden van het jaar ziet hij ze niet – en dat gedurende vele jaren.
Teksten leren
Wat de jongens in die tijd leren? Koranteksten! Dag in dag uit zijn ze bezig de teksten uit hun hoofd te leren, en dat gebeurt in het Arabisch, een taal die ver af staat van het Urdu of Pashto dat de kinderen zelf spreken. Vele honderden bladzijden aan teksten worden er in minimaal drie jaar ingestampt; andere vakken wordt weinig ruimte gegund. Alleen judo en het omgaan met wapens „voor de verdediging van de islam” staat op het lesprogramma.
De resultaten zijn ernaar. De jongens die van school komen (Taliban) kunnen slecht lezen, rekenen en schrijven. Overigens wijken ze daarin nauwelijks af van andere Pakistaanse kinderen.
De naarbinnen gerichtheid van het onderwijs blijkt uit uitlatingen van de 11-jarige Arshad. Hij werd onlangs door de Wall Street Journal geciteerd in een artikel over de Taliban. Arshad is leerling op de Martelaren Madrassa in de Pakistaanse hoofdstad Islamabad. Hij staat iedere ochtend om 04.00 uur op om koranteksten op te dreunen. Verder dan de koranbladzijden lijkt zijn wereldje niet te reiken. Als hem bijvoorbeeld wordt gezegd dat ooit mensen op de maan wandelden, schudt hij heftig zijn hoofd: „Onmogelijk.” Hoeveel twee keer twee is weet hij niet. Wel kan hij vertellen dat er dinosaurussen op aarde rondlopen en dat ze door „Joden en Amerikanen zijn geschapen om moslims te mee op te ruimen.”
Na de elfde september wordt er ook wel gediscussieerd, zegt Arshad trots. Zo is hij te weten gekomen dat „4000 Joden die in het WTC-gebouw in New York werkten, waren getipt over de aanslag, en dat ze die dag niet op hun werk verschenen.”
De kennis op de madrassa’s mag dan minimaal zijn, van buiten en van binnen zien de gebouwen er prachtig uit: schone lokalen met airconditioning en soms staan er zelfs computers. Vergelijk dat eens met het openbaar onderwijs. De meeste van deze scholen vind je aan modderige achterafweggetjes, ze tellen doorgaans één klaslokaal, en moeten het doen zonder elektriciteit en water. Vaak zijn er niet eens voldoende boeken voor de kinderen.
De eerste koranschool dateert uit de 19e eeuw, en werd gesticht in de Indiase stad Deoband. Dat gebeurde na het neerslaan van een islamitische opstand tegen de Britse koloniale overheersing in 1857. De jihad werd in de scholen voortgezet, met als belangrijkste belijdenis: verwerping van de moderne samenleving en van westerse waarden. De naam van de stad is blijven voortleven in het type religie dat in de scholen wordt aangehangen: Deobandi-islam, een radicaal-conservatieve variant binnen de soennitische islam.
Rekensommen
Na de Russische invasie in Afghanistan in 1979 schoten de madrassa’s als paddenstoelen uit de grond in de Pakistaanse vluchtelingenkampen, waar wanhopige Afghanen naartoe vluchtten. Helemaal spontaan was die groei niet, want de toenmalige Pakistaanse leider generaal Zia ul-Haq (1979-1988) wilde met de madrassa’s de Afghanen opstoken tegen het „verderfelijke” communisme van de Sovjetbezetters. De Amerikanen deden aan die anticommunistische hetze graag mee. En hoe! Tweede helft jaren ’80 werden in een drukkerij in Peshawar een kleine 13 miljoen schoolboeken gedrukt die waren geschreven door onderwijsmensen van de Universiteit van Nebraska, in de VS. Ze werden verspreid in de vluchtelingenkampen. Wilden de Amerikanen de ontheemden rekenen en taal bijbrengen? Vast wel, maar wat ze ook graag zagen was dat ze fervente communistenhaters werden! Rekensommen waren daarom geformuleerd in termen van „zoveel dode Russen” of in aantallen kalashnikovs. Aan de cultuur van geweld die zo eigen was aan de madrassa’s hebben de Amerikanen dus zo hun steentje bijgedragen.
Na het vertrek van de Russen uit Afghanistan, in ’89, nam de Amerikaanse belangstelling voor de regio snel af, en droogde ook de financiering van onderwijsprojecten op. Leerlingen bleven met lege handen achter, totdat islamitische radicalen uit Afghanistan, Pakistan en het Midden-Oosten de lege boekenkasten in de madrassa’s opvulden. Wat daarvan de gevolgen zijn, weten we inmiddels.
President Musharraf van Pakistan probeert nu –met steun van de Verenigde Staten– de invloed van de madrassa’s in te dammen. Hervorming van het gehele onderwijssysteem is geboden, en daartoe behoort ook het oprichten van vier grote madrassa’s die niet de radicale islam propageren. In plaats daarvan krijgen de leerlingen er moderne talen, wiskunde, computercursussen – allemaal vakken waarmee je wat kunt bereiken in de samenleving. Musharraf en zijn Amerikaanse bondgenoot hopen zo wind uit de zeilen te nemen van al die andere madrassa’s die nu nog als broedplaatsen van de Taliban functioneren. De overheid probeert die ook te ’infiltreren’, door hen bijvoorbeeld ’gratis’ computerleraren en andere vakdocenten ter beschikking te stellen. Zo’n 500 bestaande madrassa’s zijn inmiddels op dit aanbod ingegaan.
Computercursus
Maar het is wel op eieren lopen! „Laat niemand van onze donoren –en zeker Amerika niet– zich met de inhoud van de lessen bemoeien”, tekende onlangs de Financial Times op uit de mond van een moderne madrassa-directeur. „Wij moderniseren voor eigen nut en niet om naar de pijpen te dansen van een of ander land.”
Niettemin zet Musharraf zijn plannen vastberaden door. „Stel je toch voor”, aldus een medewerker, „dat Taliban-leider mullah Omar een computercursus had kunnen volgen. Dan was er een nieuwe wereld voor hem opengegaan, en zou hij zich misschien anders zijn gaan gedragen dan dat hij nu doet.”