Het zaad strooien, ook in Jeruzalem
Het onderkomen van zijn kleine gemeente is prachtig gelegen, zo halverwege een Jeruzalemse heuvel. Vanaf de parkeerplaats is de Olijfberg te zien, badend in de oosterse zon. Joshua Simon: „We hebben de verantwoordelijkheid, sterker: de plicht, om mensen het Evangelie te brengen.”
„De apostel Paulus gebruikt als het hierover gaat heel sterke bewoordingen”, zegt Simon. „Nadat hij, in Handelingen 18, tegenover de Joden heeft getuigd dat Jezus de Christus is, maar zij daar niets van willen weten, zegt hij: „Uw bloed zij op uw hoofd.” Dat is een Joodse uitdrukking, maar wel een extreme. Paulus wil zeggen dat wij de verantwoordelijkheid hebben om het Evangelie te verkondigen. Als we dat niet doen, doen we iets verkeerd, omdat we de plicht ertoe hebben. Zeker, uiteindelijk is het niet ons werk, maar dat van de Heilige Geest, om harten te openen. En God is soeverein. Maar Hij roept ons om te werken, om het zaad te strooien.”
Joshua Simon is als pastor/evangelist verbonden aan de Messiasbelijdende gemeente Kol ba’Midbar in Jeruzalem (zie ”Joshua Simon; in de voetsporen van zijn vader Antony”). Hij is een van de acht ”reformed pastors” in Israël: (Messiaanse) voorgangers die zich herkennen in de gereformeerde leer. Simon: „Mijn vader wist zich erg aangesproken door de Nederlandse gereformeerde theologie, de Dordtse Leerregels onder andere. In dat klimaat ben ik ook grootgebracht, met bijvoorbeeld de notie dat God soeverein is over alle dingen, in het goede en in het kwade.”
Tot zijn „16e, 17e” ging hij daar echter „de verkeerde kant mee op”, zegt Joshua Simon. „Ik zat in de ”11th grade”, de een-na-laatste klas van de middelbare school, toen ik me daarvan bewust werd. Als tiener dacht ik dat ik alles kon doen wat ik maar wilde, zolang ik maar niemand beschadigde. Als het maar goed voelde. Maar op een gegeven moment raakte ik in gesprek met een niet-gelovige vriend, die me vroeg: „Mag je dat wel doen, je bent toch gelovig?” Ik zei: „Jawel, Jezus vergaf mijn zonden, dus wat ik ook doe, het is vergeven.” Toen ik een poosje later nog eens aan dat gesprek terugdacht, realiseerde ik me dat wat ik over zonde had gezegd niet goed was. Het is niet zo dat je kunt zondigen wat je wilt, omdat het toch wel vergeven is. Het Evangelie zegt: Het is nodig dat je berouw krijgt over je zonden en je bekeert. We moeten terugkeren tot de Heere. Op dat moment liet God me zien wie ik zelf was. Niet dat ik nu, menselijk gesproken, heel gekke dingen deed, maar er waren wel degelijk dingen die veranderen moesten en waarvan ik me moest bekeren. Ik heb toen afstand genomen van vrienden en dingen die me van God afleidden en gezegd: Nu maak ik een keuze, ik geef mijn leven aan Christus en aan God. Al was dat natuurlijk een proces. Waarbij het feit dat ik opgroeide in een gelovig gezin en preken beluisterde me hielp om dingen beter te begrijpen.”
Simon weet zich „erg gezegend” dat hij „als zoon van een voorganger en evangelist” opgroeide. „Mijn vader heeft me heel veel geleerd, in zijn preken, maar ook door hoe hij de straat op ging, contacten met mensen legde, een gesprek over God aanging. Want gemeente-zijn houdt meer in dan op zondag samenkomen.”
Uw gemeente komt op zondag samen?
Simon lacht. „Op zaterdagavond, ná de sabbat. Technisch is dat dus zondag. Maar het blijft zaterdag. Zondag is voor ons een werkdag.”
Hoe zou u de gemeente Kol ba’Midbar typeren?
„We duiden onszelf aan als Messiaanse gemeente. Je zou ons ook een christelijke gemeente kunnen noemen, maar sommige mensen hebben daar moeite mee. We zijn dus Messiaans, in de betekenis van christelijk. En we associëren ons met de gereformeerde leer.”
Wijzend naar de paar rijen stoelen in de huiskamerachtige ruimte: „We zijn natuurlijk een kleine gemeente, rond de 25 mensen. Twee keer per week komen we hier samen. We hebben hier Joodse gelovigen uit Oekraïne, maar ook mensen uit Amerika en elders. De meesten van ons zijn Israëliër, maar met heel verschillende achtergronden.
De focus ligt in onze gemeente op het Woord van God. Waarbij ik altijd probeer om mensen die zichzelf niet zien als evangelist, als zendeling of als iemand die gemakkelijk over zijn geloof praat, te stimuleren om dat wel te doen. De boodschap van het Evangelie is zo belangrijk! Laten we onszelf daarom openstellen voor de mogelijkheden die God ons geeft en niet te snel zeggen: O, ik ben te moe. Of: Ik kan dat niet.”
Gaat u de straten van Jeruzalem op?
„We proberen het Evangelie op verschillende manieren te delen. Die manieren moet je ook niet tegen elkaar uitspelen, alsof het echte werk alleen de straat op gaan is. Als individu kun je ook gewoon de mogelijkheden die zich aandienen benutten. Het gebeurt wel dat je als voorganger bezig bent met je werk en je amper mensen spreekt. Je voelt je moe. En dan ga je even met je kinderen naar het park en daar raak je zomaar met iemand in gesprek over het Evangelie.
Maar inderdaad, we gaan ook de straten van Jeruzalem op, en leggen contact met Joden, moslims, of mensen die alleen in naam christen zijn. Hopelijk leidt dat er door de jaren heen toe dat mensen gaan begrijpen Wie God is, en wat het Evangelie inhoudt.
We hebben ook verschillende projecten, een klein voedselproject bijvoorbeeld. We delen eten uit, maar zijn tegelijk open over wie we zijn. En we hopen dat de Heilige Geest ons werk wil zegenen.”
De apostelen Petrus en Johannes kónden niet laten in het openbaar te spreken over de „Naam van Jezus”, staat er in Handelingen 4. Maar hoe zou je dit kunnen als je daar níét vol van bent?
„Ik denk dat dit een probleem is in onze christelijke gemeenten. We zijn vaak enthousiaster over sport, of onze hobby, dan over onze Zaligmaker. Of we behoren wel van harte tot een reformatorische gemeente, en geloven de gereformeerde leer als geheel, maar zijn niet vol van ons geloof. Het is nodig dat we vol worden van onze Heere en Zaligmaker, naar onze vrienden toe, familie, buren. We hebben de beste boodschap en de beste Zaligmaker. We hebben een boodschap die inhoudt dat we niet zalig worden door onze eigen inspanningen. En als je naar jezelf kijkt, zie je dat je gezondigd hebt en steeds weer zondigt, en dat je God nodig hebt.
Vergelijk het met een jong stel dat verliefd is. De jongen kan niet stoppen met praten over zijn geliefde, en hij zou het liefst nu gaan trouwen omdat hij zo veel van haar houdt. Zo zou het met onze liefde voor onze Zaligmaker moeten zijn.”
Krijgt u in uw werk met tegenstand te maken?
„Niet recent. Het heeft er ook mee te maken hoe je het Evangelie deelt. Kijk, als je tegenstand wilt krijgen, of wilt dat er binnen de kortste keren mensen om je heen staan, is dat in Jeruzalem geen probleem. Kost je tien minuten. Maar onze benadering is veel meer: benut de gelegenheden die je krijgt. Ga naar een café, naar een boekwinkel, of waar dan ook, en vraag: Ken je Jezus? Hoe denk je over het Nieuwe Testament? En natuurlijk krijg je dan weleens met afwijzing te maken. Maar de meeste mensen zullen iets zeggen als: Oké, jij gelooft in Jezus, wat houdt dat dan in? Dan probeer je dat uit leggen. Als God daar niet in meekomt, zal het daarbij blijven. Maar Hij kan er wel in meekomen. We hebben hierin wijsheid nodig, steeds opnieuw.”
Laatst was er het wetsvoorstel van twee Knessetleden om evangelisatie strafbaar te stellen.
„Klopt, een anti-evangelisatiewet. Maar wat is evangelisatie? Als zo’n wet erdoor komt, zou hij ook gevolgen hebben voor bijvoorbeeld religieuze scholen in Israël: die beogen toch ook mensen die seculier zijn religieus te maken?”
De spanningen in Israël zijn, 75 jaar na de oprichting, groot, zowel van buitenaf als van binnenuit.
„Heel groot. Daar spelen op dit moment ook de feesten een rol in: in de periode van de ramadan en Pasen lopen de spanningen hier altijd op. En van binnenuit: het klopt dat er juridische hervormingen nodig zijn, maar niet die premier Netanyahu nu wil. We willen een vrij land blijven. Geef niet de ene groep macht over de andere, dan vervallen we op zeker moment in een dictatuur, of zelfs een theocratie.
Overigens is 75 jaar Israël nog steeds een wonder. Iedereen zegt dat dit land er niet zou moeten zijn, maar God heeft, in Zijn soevereiniteit, gewild dat de staat Israël er wel kwam. Daar heeft Hij Zijn bedoeling mee.”
Op basis van onder andere Romeinen 11 is er nog een rijke toekomst voor het Joodse volk te verwachten. Israël is echter een grotendeels seculier land geworden. Kunt u zich zo’n toekomst voorstellen?
„Jazeker, waarom niet? Die toekomst is in Gods handen. Hij zegt dat wie een geloof heeft als een mosterdzaad, bergen kan verzetten. Een mosterdzaad! Of neem de weduwe bij de onrechtvaardige rechter: ze bleef maar aanhouden, aanhouden, aanhouden. Dat is wat wij ook moeten doen, bidden: „Uw wil geschiede”, maar tegelijk of Hij Zelf harten wil openen – lees Jesaja 52 en 53. En hun harten zullen opengaan voor de Schriften, op Zijn tijd. Ik weet niet wanneer die tijd is; God wel. En Hij is bezig de grond daarvoor te bewerken. Wij hoeven alleen het zaad maar te strooien.
Ik geloof ook dat in het Evangelie de enige oplossing ligt waar het gaat om de vijandschap tussen Palestijnen en Joden. Het Evangelie brengt vrede, bouwt bruggen, eerst tussen God en mens, en dan tussen mensen onderling. Dat stemt tot verwondering.”