Wall Street lager na inflatiecijfers en beleidsnotulen Fed
De aandelenbeurzen in New York zijn woensdag met verliezen de handel uit gegaan, waarbij de koerswinsten van eerder op de dag werden prijsgegeven. De aandacht van beleggers op Wall Street ging vooral uit naar nieuwe cijfers over de inflatie in de Verenigde Staten en de notulen van de meest recente beleidsvergadering van de Amerikaanse centralebankenkoepel Federal Reserve. De recessiezorgen staken echter weer de kop op.
De Dow-Jonesindex eindigde 0,1 procent lager op 33.646,50 punten. De brede S&P 500 zakte 0,4 procent tot 4091,95 punten en de technologiegraadmeter Nasdaq verloor 0,9 procent tot 11.929,34 punten.
De inflatie in ’s werelds grootste economie is in maart afgezwakt naar 5 procent op jaarbasis, van 6 procent in februari. Onder meer dalende brandstoffenprijzen hadden een dempend effect. Om de hoge inflatie onder controle te krijgen is de Fed al langere tijd bezig de rente te verhogen, maar nu kan de centrale bank het mogelijk wat rustiger aan gaan doen met die renteverhogingen.
In maart krikte de Fed de rente nog met een kwart procentpunt op. In die maand was er grote onrust op de beurzen door de problemen in de bankensector. Volgens de aantekeningen van die vergadering werd binnen de Fed overwogen om te pauzeren met renteverhogingen. Ook werd toen rekening gehouden met een „milde” recessie voor de Amerikaanse economie later dit jaar. Inmiddels is de grootste onrust in de bankensector wel weer voorbij.
Bij de bedrijven in New York kon American Airlines op aandacht rekenen. De luchtvaartmaatschappij kampt met hoge brandstofkosten en is daarom met een tegenvallende winstprognose gekomen voor het eerste kwartaal. Daarop kelderde American Airlines ruim 9 procent. Branchegenoten Delta Air Lines en United Airlines gingen mee omlaag met minnen tot 6,5 procent.
De olieprijzen zetten de opmars van de afgelopen tijd voort en tikten zelfs het hoogste niveau van dit jaar aan. De prijs van een vat Amerikaanse olie klom 2,2 procent tot 83,28 dollar en Brentolie werd 1,9 procent duurder op 87,27 dollar per vat. De euro was 1,0986 dollar waard, tegen 1,0976 dollar bij het slot van de Europese beurshandel.