Meditatie: Als Abraham
Galaten 3:6
„Gelijk Abraham God geloofd heeft en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend.”
Alle oudtestamentische gelovigen zijn in het geloof gestorven (Hebreeën 11:13). Zij hadden op Hem gehoopt (Efeze 1:12, Galaten 3:6 en 8). Want daarom wordt Christus het Lam, Dat geslacht is van de grondlegging der wereld, genoemd (Openbaring 13:8). Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, en in der eeuwigheid (Hebreeën 13:8). Indien nu Christus niet stierf, zo moest Hij al de heilige en zalige voorvaderen uit de hemel verstoten laten worden en verloren laten gaan. Dat zijn degenen die tevoren, alleen uit kracht van Zijn Borgverbintenis, ter zaligheid waren ingeleid.
Indien Christus niet stierf, zo zou er ook geen enkele hoop zijn voor de heidenen. Toen enige Grieken Hem begeerden te zien, heeft Hij dit gesproken. De heidenen konden niet geroepen worden voordat God Zijn Naam in Christus’ dood voor de ogen van de heidenen geheiligd had. God had de heidenen van Zijn gemeenschap afgescheiden door het oprichten van de middelmuur des afscheidsels. Als zij weer toegelaten zouden worden in Gods zalige gemeenschap, moest die middelmuur worden ter neergeworpen. Dit kon niet anders dan door de dood van Christus (Efeze 2:14). De heidenen stonden in vijandschap met God. Die moest zolang duren, totdat Christus die in Zijn vlees had vernietigd (Kolossenzen 1:20- 21). Daarom moesten de heidenen in de volheid van de tijd door het geloof gerechtvaardigd worden, naar het voorbeeld van Abraham (Galaten 3:8-9 en 14; Genesis 12:3).
Frederik van Houten, predikant te Middelburg
(”Het weergaloos groot Goed”, 1725)