Joodse leiders danken paus voor toenadering
Een groep van 160 joodse leiders heeft dinsdag in het Vaticaan paus Johannes Paulus II bedankt voor zijn inspanningen voor een betere relatie van de Rooms-Katholieke Kerk met het jodendom.
De delegatie van de stichting Bereid de Weg bezocht de rooms-katholieke kerkleider ter gelegenheid van de veertigste verjaardag van het document ”Nostra Aetate”. Daarin neemt de RK-Kerk afstand van haar anti-joodse gedachtegoed, waaronder de aanklacht dat de joden Jezus hebben vermoord.
Volgens rabbijn Jack Bemporad, directeur van het Centrum voor Interreligieus Begrip, was het voor het eerst dat rabbijnen uit de hele wereld en van alle richtingen in het jodendom samen de paus en de RK-Kerk hebben bedankt „voor alles wat ze hebben gedaan om bruggen van begrip en wederzijds respect tussen joden en rooms-katholieken te bouwen.”
De delegatie herinnerde aan de wapenfeiten van de huidige paus in relatie tot het jodendom. In 1986 bad hij in Rome als eerste paus in de geschiedenis in een synagoge. In 1998 kwam het Vaticaan met een document over de medeverantwoordelijkheid van christenen voor de jodenvervolging, dat de joden overigens teleurstellend vonden. In 2000 bad de paus bij de Klaagmuur in Jeruzalem en vroeg hij God in een boeteviering in het Vaticaan vergiffenis voor wat christenen de joden in de loop van de kerkgeschiedenis hebben aangedaan.
Een Amerikaanse, in Polen geboren jood vertelde gisteren in de Italiaanse krant Corriere della Sera dat Karol Wojtyla, zoals de Poolse paus voor de burgerlijke stand heet, in 1946 als jonge priester geweigerd had hem te dopen. Stanley Berger was in de Tweede Wereldoorlog als kind ondergebracht bij een rooms- katholiek Pools echtpaar.
Toen Wojtyla had vernomen dat het de uitdrukkelijke wens was van de ouders, die de oorlog niet hadden overleefd, dat de jongen joods opgevoed zou worden, gaf hij geen gehoor aan het verzoek van de pleegouders het kind te laten dopen.
Het Vaticaan kwam na de oorlog met de instructie dat joodse kinderen die tijdens de oorlog waren gedoopt, niet aan hun familie teruggegeven mochten worden als er geen garantie was dat ze een rooms-katholieke opvoeding zouden krijgen.