Dit nauwe zelfonderzoek moet gaan over alles, zonder één uitzondering. Niet alleen over de uitwendige en grove zonden, maar ook over de inwendige gestalte en begeerte van het hart. Het moet gaan over gedachten, woorden en werken, zonder enige boezemzonde te sparen. Ja, het mag geen zonde verkleinen of ongeacht voorbij doen gaan, alsof zo’n nauw onderzoek niet nodig is.Zo moest Juda zich nauw doorzoeken. De profeet verdubbelt deze vermaning echter en zegt nog eens: Ja, doorzoekt nauw. Eerst onszelf en daarna ook anderen. Waarlijk, er waren zeer belangrijke redenen om deze plicht zo nadrukkelijk uit te voeren. Het was een zaak van het grootste belang. Het moest plaatsvinden ten aanzien van God, opdat Hem Zijn eer werd gegeven. En wanneer God Zijn strafoordelen over hen bracht, murmureerden zij: De weg des Heeren is niet recht. Zij meenden dat God hen verongelijkte en dat zij de straf van de schuld van een ander moesten dragen.

Daarom moesten zij zichzelf nauw doorzoeken. Dan zouden ze overtuigd worden van de rechtheid van Gods wegen. Dan zouden zij moeten uitroepen: Heere, Gij zijt rechtvaardig. Zij beloofden zichzelf vrijheid van straf. Daarom zegt de profeet tot tweemaal: Doorzoekt u nauw, doorsnuffelt de schuilholen van uw boze hart. Daar vindt u schatten van goddeloosheid.

Carolus Tuinman, predikant te Middelburg (Keurstoffen, 1764)